vervoeging van de bedrijvende vorm van doorbakken | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | doorbakken | door te bakken | ||||||
toekomend | zullen doorbakken door zullen bakken |
te zullen doorbakken door te zullen bakken | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben doorgebakken | te hebben doorgebakken | ||||||
toekomend | doorgebakken zullen hebben | doorgebakken te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
doorbakkend | doorgebakken | ev. bak door |
mv. verouderd bakt door |
bakke door (bijzin) doorbakke | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | bak door | bakt door | bakt door | bakt door | bakt door | bakken door | bakken door | bakken door | |
verleden (o.v.t.) | bakte door | bakte door | bakte door | bakte door | bakte door | bakten door | bakten door | bakten door | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal doorbakken | zult/zal doorbakken | zult/zal doorbakken | zult doorbakken | zal doorbakken | zullen doorbakken | zullen doorbakken | zullen doorbakken | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou doorbakken | zou doorbakken | zou(dt) doorbakken | zoudt doorbakken | zou doorbakken | zouden doorbakken | zouden doorbakken | zouden doorbakken | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | doorbak | doorbakt | doorbakt | doorbakt | doorbakt | doorbakken | doorbakken | doorbakken | |
verleden (o.v.t.) | doorbakte | doorbakte | doorbakte | doorbakte | doorbakte | doorbakten | doorbakten | doorbakten | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal doorbakken door zal bakken |
zult/zal doorbakken door zult/zal bakken |
zult/zal doorbakken door zult/zal bakken |
zult doorbakken door zult bakken |
zal doorbakken door zal bakken |
zullen doorbakken door zullen bakken |
zullen doorbakken door zullen bakken |
zullen doorbakken door zullen bakken | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou doorbakken door zou bakken |
zou doorbakken door zou bakken |
zou(dt) doorbakken door zou(dt) bakken |
zoudt doorbakken door zoudt bakken |
zou doorbakken door zou bakken |
zouden doorbakken door zouden bakken |
zouden doorbakken door zouden bakken |
zouden doorbakken door zouden bakken | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb doorgebakken | hebt doorgebakken | hebt/heeft doorgebakken | hebt doorgebakken | heeft doorgebakken | hebben doorgebakken | hebben doorgebakken | hebben doorgebakken | |
verleden (v.v.t.) | had doorgebakken | had doorgebakken | had doorgebakken | hadt doorgebakken | had doorgebakken | hadden doorgebakken | hadden doorgebakken | hadden doorgebakken | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal doorgebakken hebben | zal/zult doorgebakken hebben | zult/zal doorgebakken hebben | zult doorgebakken hebben | zal doorgebakken hebben | zullen doorgebakken hebben | zullen doorgebakken hebben | zullen doorgebakken hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou doorgebakken hebben | zou doorgebakken hebben | zou/zoudt doorgebakken hebben | zoudt doorgebakken hebben | zou doorgebakken hebben | zouden doorgebakken hebben | zouden doorgebakken hebben | zouden doorgebakken hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm doorgebakken worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt doorgebakken | er is doorgebakken | |||||||
verleden | er werd doorgebakken | er was doorgebakken | |||||||
toekomend | er zal doorgebakken worden | er zal doorgebakken zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou doorgebakken worden | er zou doorgebakken zijn |
vervoeging van de bedrijvende vorm van doorbakken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | doorbakken | te doorbakken | ||||||||
toekomend | zullen doorbakken | te zullen doorbakken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben doorbakken | te hebben doorbakken | ||||||||
toekomend | doorbakken zullen hebben | doorbakken te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
doorbakkend | doorbakken | ev. doorbak |
mv. verouderd doorbakt |
doorbakke | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | doorbak | doorbakt | doorbakt | doorbakt | doorbakt | doorbakken | doorbakken | doorbakken | |||
verleden (o.v.t.) | doorbakte | doorbakte | doorbakte | doorbakte | doorbakte | doorbakten | doorbakten | doorbakten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal doorbakken | zult/zal doorbakken | zult/zal doorbakken | zult doorbakken | zal doorbakken | zullen doorbakken | zullen doorbakken | zullen doorbakken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou doorbakken | zou doorbakken | zou(dt) doorbakken | zoudt doorbakken | zou doorbakken | zouden doorbakken | zouden doorbakken | zouden doorbakken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb doorbakken | hebt doorbakken | hebt/heeft doorbakken | hebt doorbakken | heeft doorbakken | hebben doorbakken | hebben doorbakken | hebben doorbakken | |||
verleden (v.v.t.) | had doorbakken | had doorbakken | had doorbakken | hadt doorbakken | had doorbakken | hadden doorbakken | hadden doorbakken | hadden doorbakken | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal doorbakken hebben | zal/zult doorbakken hebben | zult/zal doorbakken hebben | zult doorbakken hebben | zal doorbakken hebben | zullen doorbakken hebben | zullen doorbakken hebben | zullen doorbakken hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou doorbakken hebben | zou doorbakken hebben | zou/zoudt doorbakken hebben | zoudt doorbakken hebben | zou doorbakken hebben | zouden doorbakken hebben | zouden doorbakken hebben | zouden doorbakken hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm doorbakken worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt doorbakken | er is doorbakken | |||||||||
verleden | er werd doorbakken | er was doorbakken | |||||||||
toekomend | er zal doorbakken worden | er zal doorbakken zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou doorbakken worden | er zou doorbakken zijn | |||||||||
lijdende vorm doorbakken worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | doorbakken worden | doorbakken te worden | ||||||||
toekomend | doorbakken zullen worden | doorbakken te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | doorbakken zijn | doorbakken te zijn | ||||||||
toekomend | doorbakken zullen zijn | doorbakken te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | — | — | — | — | wordt doorbakken | — | — | worden doorbakken | |||
verleden (o.v.t.) | — | — | — | — | werd doorbakken | — | — | werden doorbakken | |||
toekomend (o.t.t.t.) | — | — | — | — | zal doorbakken worden | — | — | zullen doorbakken worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | — | — | — | — | zou doorbakken worden | — | — | zouden doorbakken worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | — | — | — | — | is doorbakken | — | — | zijn doorbakken | |||
verleden (v.v.t.) | — | — | — | — | was doorbakken | — | — | waren doorbakken | |||
toekomend (v.t.t.t.) | — | — | — | — | zal doorbakken zijn | — | — | zullen doorbakken zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | — | — | — | — | zou doorbakken zijn | — | — | zouden doorbakken zijn |