vervoeging van de bedrijvende vorm van drogeren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | drogeren | te drogeren | ||||||||
toekomend | zullen drogeren | te zullen drogeren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gedrogeerd | te hebben gedrogeerd | ||||||||
toekomend | gedrogeerd zullen hebben | gedrogeerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
drogerend | gedrogeerd | ev. drogeer |
mv. verouderd drogeert |
drogere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | drogeer | drogeert | drogeert | drogeert | drogeert | drogeren | drogeren | drogeren | |||
verleden (o.v.t.) | drogeerde | drogeerde | drogeerde | drogeerde | drogeerde | drogeerden | drogeerden | drogeerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal drogeren | zult/zal drogeren | zult/zal drogeren | zult drogeren | zal drogeren | zullen drogeren | zullen drogeren | zullen drogeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou drogeren | zou drogeren | zou(dt) drogeren | zoudt drogeren | zou drogeren | zouden drogeren | zouden drogeren | zouden drogeren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gedrogeerd | hebt gedrogeerd | hebt/heeft gedrogeerd | hebt gedrogeerd | heeft gedrogeerd | hebben gedrogeerd | hebben gedrogeerd | hebben gedrogeerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gedrogeerd | had gedrogeerd | had gedrogeerd | hadt gedrogeerd | had gedrogeerd | hadden gedrogeerd | hadden gedrogeerd | hadden gedrogeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedrogeerd hebben | zal/zult gedrogeerd hebben | zult/zal gedrogeerd hebben | zult gedrogeerd hebben | zal gedrogeerd hebben | zullen gedrogeerd hebben | zullen gedrogeerd hebben | zullen gedrogeerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedrogeerd hebben | zou gedrogeerd hebben | zou/zoudt gedrogeerd hebben | zoudt gedrogeerd hebben | zou gedrogeerd hebben | zouden gedrogeerd hebben | zouden gedrogeerd hebben | zouden gedrogeerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gedrogeerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gedrogeerd | er is gedrogeerd | |||||||||
verleden | er werd gedrogeerd | er was gedrogeerd | |||||||||
toekomend | er zal gedrogeerd worden | er zal gedrogeerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gedrogeerd worden | er zou gedrogeerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gedrogeerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gedrogeerd worden | gedrogeerd te worden | ||||||||
toekomend | gedrogeerd zullen worden | gedrogeerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gedrogeerd zijn | gedrogeerd te zijn | ||||||||
toekomend | gedrogeerd zullen zijn | gedrogeerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gedrogeerd | wordt gedrogeerd | wordt gedrogeerd | wordt gedrogeerd | wordt gedrogeerd | worden gedrogeerd | worden gedrogeerd | worden gedrogeerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gedrogeerd | werd gedrogeerd | werd gedrogeerd | werdt gedrogeerd | werd gedrogeerd | werden gedrogeerd | werden gedrogeerd | werden gedrogeerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gedrogeerd worden | zult gedrogeerd worden | zult gedrogeerd worden | zult gedrogeerd worden | zal gedrogeerd worden | zullen gedrogeerd worden | zullen gedrogeerd worden | zullen gedrogeerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gedrogeerd worden | zou gedrogeerd worden | zou/zoudt gedrogeerd worden | zoudt gedrogeerd worden | zou gedrogeerd worden | zouden gedrogeerd worden | zouden gedrogeerd worden | zouden gedrogeerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gedrogeerd | bent gedrogeerd | bent/is gedrogeerd | zijt gedrogeerd | is gedrogeerd | zijn gedrogeerd | zijn gedrogeerd | zijn gedrogeerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gedrogeerd | was gedrogeerd | was gedrogeerd | waart gedrogeerd | was gedrogeerd | waren gedrogeerd | waren gedrogeerd | waren gedrogeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gedrogeerd zijn | zult gedrogeerd zijn | zult gedrogeerd zijn | zult gedrogeerd zijn | zal gedrogeerd zijn | zullen gedrogeerd zijn | zullen gedrogeerd zijn | zullen gedrogeerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gedrogeerd zijn | zou gedrogeerd zijn | zou/zoudt gedrogeerd zijn | zoudt gedrogeerd zijn | zou gedrogeerd zijn | zouden gedrogeerd zijn | zouden gedrogeerd zijn | zouden gedrogeerd zijn |