vervoeging van de bedrijvende vorm van fingeren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | fingeren | te fingeren | ||||||||
toekomend | zullen fingeren | te zullen fingeren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gefingeerd | te hebben gefingeerd | ||||||||
toekomend | gefingeerd zullen hebben | gefingeerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
fingerend | gefingeerd | ev. fingeer |
mv. verouderd fingeert |
fingere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | fingeer | fingeert | fingeert | fingeert | fingeert | fingeren | fingeren | fingeren | |||
verleden (o.v.t.) | fingeerde | fingeerde | fingeerde | fingeerde | fingeerde | fingeerden | fingeerden | fingeerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal fingeren | zult/zal fingeren | zult/zal fingeren | zult fingeren | zal fingeren | zullen fingeren | zullen fingeren | zullen fingeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou fingeren | zou fingeren | zou(dt) fingeren | zoudt fingeren | zou fingeren | zouden fingeren | zouden fingeren | zouden fingeren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gefingeerd | hebt gefingeerd | hebt/heeft gefingeerd | hebt gefingeerd | heeft gefingeerd | hebben gefingeerd | hebben gefingeerd | hebben gefingeerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gefingeerd | had gefingeerd | had gefingeerd | hadt gefingeerd | had gefingeerd | hadden gefingeerd | hadden gefingeerd | hadden gefingeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gefingeerd hebben | zal/zult gefingeerd hebben | zult/zal gefingeerd hebben | zult gefingeerd hebben | zal gefingeerd hebben | zullen gefingeerd hebben | zullen gefingeerd hebben | zullen gefingeerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gefingeerd hebben | zou gefingeerd hebben | zou/zoudt gefingeerd hebben | zoudt gefingeerd hebben | zou gefingeerd hebben | zouden gefingeerd hebben | zouden gefingeerd hebben | zouden gefingeerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gefingeerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gefingeerd | er is gefingeerd | |||||||||
verleden | er werd gefingeerd | er was gefingeerd | |||||||||
toekomend | er zal gefingeerd worden | er zal gefingeerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gefingeerd worden | er zou gefingeerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gefingeerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gefingeerd worden | gefingeerd te worden | ||||||||
toekomend | gefingeerd zullen worden | gefingeerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gefingeerd zijn | gefingeerd te zijn | ||||||||
toekomend | gefingeerd zullen zijn | gefingeerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gefingeerd | wordt gefingeerd | wordt gefingeerd | wordt gefingeerd | wordt gefingeerd | worden gefingeerd | worden gefingeerd | worden gefingeerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gefingeerd | werd gefingeerd | werd gefingeerd | werdt gefingeerd | werd gefingeerd | werden gefingeerd | werden gefingeerd | werden gefingeerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gefingeerd worden | zult gefingeerd worden | zult gefingeerd worden | zult gefingeerd worden | zal gefingeerd worden | zullen gefingeerd worden | zullen gefingeerd worden | zullen gefingeerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gefingeerd worden | zou gefingeerd worden | zou/zoudt gefingeerd worden | zoudt gefingeerd worden | zou gefingeerd worden | zouden gefingeerd worden | zouden gefingeerd worden | zouden gefingeerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gefingeerd | bent gefingeerd | bent/is gefingeerd | zijt gefingeerd | is gefingeerd | zijn gefingeerd | zijn gefingeerd | zijn gefingeerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gefingeerd | was gefingeerd | was gefingeerd | waart gefingeerd | was gefingeerd | waren gefingeerd | waren gefingeerd | waren gefingeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gefingeerd zijn | zult gefingeerd zijn | zult gefingeerd zijn | zult gefingeerd zijn | zal gefingeerd zijn | zullen gefingeerd zijn | zullen gefingeerd zijn | zullen gefingeerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gefingeerd zijn | zou gefingeerd zijn | zou/zoudt gefingeerd zijn | zoudt gefingeerd zijn | zou gefingeerd zijn | zouden gefingeerd zijn | zouden gefingeerd zijn | zouden gefingeerd zijn |