vervoeging van de bedrijvende vorm van flexibiliseren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | flexibiliseren | te flexibiliseren | ||||||||
toekomend | zullen flexibiliseren | te zullen flexibiliseren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geflexibiliseerd | te hebben geflexibiliseerd | ||||||||
toekomend | geflexibiliseerd zullen hebben | geflexibiliseerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
flexibiliserend | geflexibiliseerd | ev. flexibiliseer |
mv. verouderd flexibiliseert |
flexibilisere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | flexibiliseer | flexibiliseert | flexibiliseert | flexibiliseert | flexibiliseert | flexibiliseren | flexibiliseren | flexibiliseren | |||
verleden (o.v.t.) | flexibiliseerde | flexibiliseerde | flexibiliseerde | flexibiliseerde | flexibiliseerde | flexibiliseerden | flexibiliseerden | flexibiliseerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal flexibiliseren | zult/zal flexibiliseren | zult/zal flexibiliseren | zult flexibiliseren | zal flexibiliseren | zullen flexibiliseren | zullen flexibiliseren | zullen flexibiliseren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou flexibiliseren | zou flexibiliseren | zou(dt) flexibiliseren | zoudt flexibiliseren | zou flexibiliseren | zouden flexibiliseren | zouden flexibiliseren | zouden flexibiliseren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geflexibiliseerd | hebt geflexibiliseerd | hebt/heeft geflexibiliseerd | hebt geflexibiliseerd | heeft geflexibiliseerd | hebben geflexibiliseerd | hebben geflexibiliseerd | hebben geflexibiliseerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geflexibiliseerd | had geflexibiliseerd | had geflexibiliseerd | hadt geflexibiliseerd | had geflexibiliseerd | hadden geflexibiliseerd | hadden geflexibiliseerd | hadden geflexibiliseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geflexibiliseerd hebben | zal/zult geflexibiliseerd hebben | zult/zal geflexibiliseerd hebben | zult geflexibiliseerd hebben | zal geflexibiliseerd hebben | zullen geflexibiliseerd hebben | zullen geflexibiliseerd hebben | zullen geflexibiliseerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geflexibiliseerd hebben | zou geflexibiliseerd hebben | zou/zoudt geflexibiliseerd hebben | zoudt geflexibiliseerd hebben | zou geflexibiliseerd hebben | zouden geflexibiliseerd hebben | zouden geflexibiliseerd hebben | zouden geflexibiliseerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geflexibiliseerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geflexibiliseerd | er is geflexibiliseerd | |||||||||
verleden | er werd geflexibiliseerd | er was geflexibiliseerd | |||||||||
toekomend | er zal geflexibiliseerd worden | er zal geflexibiliseerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geflexibiliseerd worden | er zou geflexibiliseerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geflexibiliseerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geflexibiliseerd worden | geflexibiliseerd te worden | ||||||||
toekomend | geflexibiliseerd zullen worden | geflexibiliseerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geflexibiliseerd zijn | geflexibiliseerd te zijn | ||||||||
toekomend | geflexibiliseerd zullen zijn | geflexibiliseerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geflexibiliseerd | wordt geflexibiliseerd | wordt geflexibiliseerd | wordt geflexibiliseerd | wordt geflexibiliseerd | worden geflexibiliseerd | worden geflexibiliseerd | worden geflexibiliseerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geflexibiliseerd | werd geflexibiliseerd | werd geflexibiliseerd | werdt geflexibiliseerd | werd geflexibiliseerd | werden geflexibiliseerd | werden geflexibiliseerd | werden geflexibiliseerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geflexibiliseerd worden | zult geflexibiliseerd worden | zult geflexibiliseerd worden | zult geflexibiliseerd worden | zal geflexibiliseerd worden | zullen geflexibiliseerd worden | zullen geflexibiliseerd worden | zullen geflexibiliseerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geflexibiliseerd worden | zou geflexibiliseerd worden | zou/zoudt geflexibiliseerd worden | zoudt geflexibiliseerd worden | zou geflexibiliseerd worden | zouden geflexibiliseerd worden | zouden geflexibiliseerd worden | zouden geflexibiliseerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geflexibiliseerd | bent geflexibiliseerd | bent/is geflexibiliseerd | zijt geflexibiliseerd | is geflexibiliseerd | zijn geflexibiliseerd | zijn geflexibiliseerd | zijn geflexibiliseerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geflexibiliseerd | was geflexibiliseerd | was geflexibiliseerd | waart geflexibiliseerd | was geflexibiliseerd | waren geflexibiliseerd | waren geflexibiliseerd | waren geflexibiliseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geflexibiliseerd zijn | zult geflexibiliseerd zijn | zult geflexibiliseerd zijn | zult geflexibiliseerd zijn | zal geflexibiliseerd zijn | zullen geflexibiliseerd zijn | zullen geflexibiliseerd zijn | zullen geflexibiliseerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geflexibiliseerd zijn | zou geflexibiliseerd zijn | zou/zoudt geflexibiliseerd zijn | zoudt geflexibiliseerd zijn | zou geflexibiliseerd zijn | zouden geflexibiliseerd zijn | zouden geflexibiliseerd zijn | zouden geflexibiliseerd zijn |