vervoeging van de bedrijvende vorm van foliëren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | foliëren | te foliëren | ||||||||
toekomend | zullen foliëren | te zullen foliëren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gefolieerd | te hebben gefolieerd | ||||||||
toekomend | gefolieerd zullen hebben | gefolieerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
foliërend | gefolieerd | ev. folieer |
mv. verouderd folieert |
foliëre | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | folieer | folieert | folieert | folieert | folieert | foliëren | foliëren | foliëren | |||
verleden (o.v.t.) | folieerde | folieerde | folieerde | folieerde | folieerde | folieerden | folieerden | folieerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal foliëren | zult/zal foliëren | zult/zal foliëren | zult foliëren | zal foliëren | zullen foliëren | zullen foliëren | zullen foliëren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou foliëren | zou foliëren | zou(dt) foliëren | zoudt foliëren | zou foliëren | zouden foliëren | zouden foliëren | zouden foliëren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gefolieerd | hebt gefolieerd | hebt/heeft gefolieerd | hebt gefolieerd | heeft gefolieerd | hebben gefolieerd | hebben gefolieerd | hebben gefolieerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gefolieerd | had gefolieerd | had gefolieerd | hadt gefolieerd | had gefolieerd | hadden gefolieerd | hadden gefolieerd | hadden gefolieerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gefolieerd hebben | zal/zult gefolieerd hebben | zult/zal gefolieerd hebben | zult gefolieerd hebben | zal gefolieerd hebben | zullen gefolieerd hebben | zullen gefolieerd hebben | zullen gefolieerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gefolieerd hebben | zou gefolieerd hebben | zou/zoudt gefolieerd hebben | zoudt gefolieerd hebben | zou gefolieerd hebben | zouden gefolieerd hebben | zouden gefolieerd hebben | zouden gefolieerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gefolieerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gefolieerd | er is gefolieerd | |||||||||
verleden | er werd gefolieerd | er was gefolieerd | |||||||||
toekomend | er zal gefolieerd worden | er zal gefolieerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gefolieerd worden | er zou gefolieerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gefolieerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gefolieerd worden | gefolieerd te worden | ||||||||
toekomend | gefolieerd zullen worden | gefolieerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gefolieerd zijn | gefolieerd te zijn | ||||||||
toekomend | gefolieerd zullen zijn | gefolieerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gefolieerd | wordt gefolieerd | wordt gefolieerd | wordt gefolieerd | wordt gefolieerd | worden gefolieerd | worden gefolieerd | worden gefolieerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gefolieerd | werd gefolieerd | werd gefolieerd | werdt gefolieerd | werd gefolieerd | werden gefolieerd | werden gefolieerd | werden gefolieerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gefolieerd worden | zult gefolieerd worden | zult gefolieerd worden | zult gefolieerd worden | zal gefolieerd worden | zullen gefolieerd worden | zullen gefolieerd worden | zullen gefolieerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gefolieerd worden | zou gefolieerd worden | zou/zoudt gefolieerd worden | zoudt gefolieerd worden | zou gefolieerd worden | zouden gefolieerd worden | zouden gefolieerd worden | zouden gefolieerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gefolieerd | bent gefolieerd | bent/is gefolieerd | zijt gefolieerd | is gefolieerd | zijn gefolieerd | zijn gefolieerd | zijn gefolieerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gefolieerd | was gefolieerd | was gefolieerd | waart gefolieerd | was gefolieerd | waren gefolieerd | waren gefolieerd | waren gefolieerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gefolieerd zijn | zult gefolieerd zijn | zult gefolieerd zijn | zult gefolieerd zijn | zal gefolieerd zijn | zullen gefolieerd zijn | zullen gefolieerd zijn | zullen gefolieerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gefolieerd zijn | zou gefolieerd zijn | zou/zoudt gefolieerd zijn | zoudt gefolieerd zijn | zou gefolieerd zijn | zouden gefolieerd zijn | zouden gefolieerd zijn | zouden gefolieerd zijn |