vervoeging van de bedrijvende vorm van fortificeren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | fortificeren | te fortificeren | ||||||||
toekomend | zullen fortificeren | te zullen fortificeren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gefortificeerd | te hebben gefortificeerd | ||||||||
toekomend | gefortificeerd zullen hebben | gefortificeerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
fortificerend | gefortificeerd | ev. fortificeer |
mv. verouderd fortificeert |
fortificere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | fortificeer | fortificeert | fortificeert | fortificeert | fortificeert | fortificeren | fortificeren | fortificeren | |||
verleden (o.v.t.) | fortificeerde | fortificeerde | fortificeerde | fortificeerde | fortificeerde | fortificeerden | fortificeerden | fortificeerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal fortificeren | zult/zal fortificeren | zult/zal fortificeren | zult fortificeren | zal fortificeren | zullen fortificeren | zullen fortificeren | zullen fortificeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou fortificeren | zou fortificeren | zou(dt) fortificeren | zoudt fortificeren | zou fortificeren | zouden fortificeren | zouden fortificeren | zouden fortificeren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gefortificeerd | hebt gefortificeerd | hebt/heeft gefortificeerd | hebt gefortificeerd | heeft gefortificeerd | hebben gefortificeerd | hebben gefortificeerd | hebben gefortificeerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gefortificeerd | had gefortificeerd | had gefortificeerd | hadt gefortificeerd | had gefortificeerd | hadden gefortificeerd | hadden gefortificeerd | hadden gefortificeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gefortificeerd hebben | zal/zult gefortificeerd hebben | zult/zal gefortificeerd hebben | zult gefortificeerd hebben | zal gefortificeerd hebben | zullen gefortificeerd hebben | zullen gefortificeerd hebben | zullen gefortificeerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gefortificeerd hebben | zou gefortificeerd hebben | zou/zoudt gefortificeerd hebben | zoudt gefortificeerd hebben | zou gefortificeerd hebben | zouden gefortificeerd hebben | zouden gefortificeerd hebben | zouden gefortificeerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gefortificeerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gefortificeerd | er is gefortificeerd | |||||||||
verleden | er werd gefortificeerd | er was gefortificeerd | |||||||||
toekomend | er zal gefortificeerd worden | er zal gefortificeerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gefortificeerd worden | er zou gefortificeerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gefortificeerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gefortificeerd worden | gefortificeerd te worden | ||||||||
toekomend | gefortificeerd zullen worden | gefortificeerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gefortificeerd zijn | gefortificeerd te zijn | ||||||||
toekomend | gefortificeerd zullen zijn | gefortificeerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gefortificeerd | wordt gefortificeerd | wordt gefortificeerd | wordt gefortificeerd | wordt gefortificeerd | worden gefortificeerd | worden gefortificeerd | worden gefortificeerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gefortificeerd | werd gefortificeerd | werd gefortificeerd | werdt gefortificeerd | werd gefortificeerd | werden gefortificeerd | werden gefortificeerd | werden gefortificeerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gefortificeerd worden | zult gefortificeerd worden | zult gefortificeerd worden | zult gefortificeerd worden | zal gefortificeerd worden | zullen gefortificeerd worden | zullen gefortificeerd worden | zullen gefortificeerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gefortificeerd worden | zou gefortificeerd worden | zou/zoudt gefortificeerd worden | zoudt gefortificeerd worden | zou gefortificeerd worden | zouden gefortificeerd worden | zouden gefortificeerd worden | zouden gefortificeerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gefortificeerd | bent gefortificeerd | bent/is gefortificeerd | zijt gefortificeerd | is gefortificeerd | zijn gefortificeerd | zijn gefortificeerd | zijn gefortificeerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gefortificeerd | was gefortificeerd | was gefortificeerd | waart gefortificeerd | was gefortificeerd | waren gefortificeerd | waren gefortificeerd | waren gefortificeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gefortificeerd zijn | zult gefortificeerd zijn | zult gefortificeerd zijn | zult gefortificeerd zijn | zal gefortificeerd zijn | zullen gefortificeerd zijn | zullen gefortificeerd zijn | zullen gefortificeerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gefortificeerd zijn | zou gefortificeerd zijn | zou/zoudt gefortificeerd zijn | zoudt gefortificeerd zijn | zou gefortificeerd zijn | zouden gefortificeerd zijn | zouden gefortificeerd zijn | zouden gefortificeerd zijn |