vervoeging van de bedrijvende vorm van fotoshoppen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | fotoshoppen | te fotoshoppen | ||||||||
toekomend | zullen fotoshoppen | te zullen fotoshoppen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gefotoshopt | te hebben gefotoshopt | ||||||||
toekomend | gefotoshopt zullen hebben | gefotoshopt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
fotoshoppend | gefotoshopt | ev. fotoshop |
mv. verouderd fotoshopt |
fotoshoppe | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | fotoshop | fotoshopt | fotoshopt | fotoshopt | fotoshopt | fotoshoppen | fotoshoppen | fotoshoppen | |||
verleden (o.v.t.) | fotoshopte | fotoshopte | fotoshopte | fotoshopte | fotoshopte | fotoshopten | fotoshopten | fotoshopten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal fotoshoppen | zult/zal fotoshoppen | zult/zal fotoshoppen | zult fotoshoppen | zal fotoshoppen | zullen fotoshoppen | zullen fotoshoppen | zullen fotoshoppen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou fotoshoppen | zou fotoshoppen | zou(dt) fotoshoppen | zoudt fotoshoppen | zou fotoshoppen | zouden fotoshoppen | zouden fotoshoppen | zouden fotoshoppen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gefotoshopt | hebt gefotoshopt | hebt/heeft gefotoshopt | hebt gefotoshopt | heeft gefotoshopt | hebben gefotoshopt | hebben gefotoshopt | hebben gefotoshopt | |||
verleden (v.v.t.) | had gefotoshopt | had gefotoshopt | had gefotoshopt | hadt gefotoshopt | had gefotoshopt | hadden gefotoshopt | hadden gefotoshopt | hadden gefotoshopt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gefotoshopt hebben | zal/zult gefotoshopt hebben | zult/zal gefotoshopt hebben | zult gefotoshopt hebben | zal gefotoshopt hebben | zullen gefotoshopt hebben | zullen gefotoshopt hebben | zullen gefotoshopt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gefotoshopt hebben | zou gefotoshopt hebben | zou/zoudt gefotoshopt hebben | zoudt gefotoshopt hebben | zou gefotoshopt hebben | zouden gefotoshopt hebben | zouden gefotoshopt hebben | zouden gefotoshopt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gefotoshopt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gefotoshopt | er is gefotoshopt | |||||||||
verleden | er werd gefotoshopt | er was gefotoshopt | |||||||||
toekomend | er zal gefotoshopt worden | er zal gefotoshopt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gefotoshopt worden | er zou gefotoshopt zijn | |||||||||
lijdende vorm gefotoshopt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gefotoshopt worden | gefotoshopt te worden | ||||||||
toekomend | gefotoshopt zullen worden | gefotoshopt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gefotoshopt zijn | gefotoshopt te zijn | ||||||||
toekomend | gefotoshopt zullen zijn | gefotoshopt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gefotoshopt | wordt gefotoshopt | wordt gefotoshopt | wordt gefotoshopt | wordt gefotoshopt | worden gefotoshopt | worden gefotoshopt | worden gefotoshopt | |||
verleden (o.v.t.) | werd gefotoshopt | werd gefotoshopt | werd gefotoshopt | werdt gefotoshopt | werd gefotoshopt | werden gefotoshopt | werden gefotoshopt | werden gefotoshopt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gefotoshopt worden | zult gefotoshopt worden | zult gefotoshopt worden | zult gefotoshopt worden | zal gefotoshopt worden | zullen gefotoshopt worden | zullen gefotoshopt worden | zullen gefotoshopt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gefotoshopt worden | zou gefotoshopt worden | zou/zoudt gefotoshopt worden | zoudt gefotoshopt worden | zou gefotoshopt worden | zouden gefotoshopt worden | zouden gefotoshopt worden | zouden gefotoshopt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gefotoshopt | bent gefotoshopt | bent/is gefotoshopt | zijt gefotoshopt | is gefotoshopt | zijn gefotoshopt | zijn gefotoshopt | zijn gefotoshopt | |||
verleden (v.v.t.) | was gefotoshopt | was gefotoshopt | was gefotoshopt | waart gefotoshopt | was gefotoshopt | waren gefotoshopt | waren gefotoshopt | waren gefotoshopt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gefotoshopt zijn | zult gefotoshopt zijn | zult gefotoshopt zijn | zult gefotoshopt zijn | zal gefotoshopt zijn | zullen gefotoshopt zijn | zullen gefotoshopt zijn | zullen gefotoshopt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gefotoshopt zijn | zou gefotoshopt zijn | zou/zoudt gefotoshopt zijn | zoudt gefotoshopt zijn | zou gefotoshopt zijn | zouden gefotoshopt zijn | zouden gefotoshopt zijn | zouden gefotoshopt zijn |