vervoeging van de bedrijvende vorm van goedachten | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | goedachten | goed te achten | ||||||||
toekomend | zullen goedachten goed zullen achten |
te zullen goedachten goed te zullen achten | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben goedgeacht | te hebben goedgeacht | ||||||||
toekomend | goedgeacht zullen hebben | goedgeacht te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
goedachtend | goedgeacht | ev. acht goed |
mv. verouderd acht goed |
achte goed (bijzin) goedachte | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | acht goed | acht goed | acht goed | acht goed | acht goed | achten goed | achten goed | achten goed | |||
verleden (o.v.t.) | achtte goed | achtte goed | achtte goed | achtte goed | achtte goed | achtten goed | achtten goed | achtten goed | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal goedachten | zult/zal goedachten | zult/zal goedachten | zult goedachten | zal goedachten | zullen goedachten | zullen goedachten | zullen goedachten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou goedachten | zou goedachten | zou(dt) goedachten | zoudt goedachten | zou goedachten | zouden goedachten | zouden goedachten | zouden goedachten | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | goedacht | goedacht | goedacht | goedacht | goedacht | goedachten | goedachten | goedachten | |||
verleden (o.v.t.) | goedachtte | goedachtte | goedachtte | goedachtte | goedachtte | goedachtten | goedachtten | goedachtten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal goedachten goed zal achten |
zult/zal goedachten goed zult/zal achten |
zult/zal goedachten goed zult/zal achten |
zult goedachten goed zult achten |
zal goedachten goed zal achten |
zullen goedachten goed zullen achten |
zullen goedachten goed zullen achten |
zullen goedachten goed zullen achten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou goedachten goed zou achten |
zou goedachten goed zou achten |
zou(dt) goedachten goed zou(dt) achten |
zoudt goedachten goed zoudt achten |
zou goedachten goed zou achten |
zouden goedachten goed zouden achten |
zouden goedachten goed zouden achten |
zouden goedachten goed zouden achten | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb goedgeacht | hebt goedgeacht | hebt/heeft goedgeacht | hebt goedgeacht | heeft goedgeacht | hebben goedgeacht | hebben goedgeacht | hebben goedgeacht | |||
verleden (v.v.t.) | had goedgeacht | had goedgeacht | had goedgeacht | hadt goedgeacht | had goedgeacht | hadden goedgeacht | hadden goedgeacht | hadden goedgeacht | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal goedgeacht hebben | zal/zult goedgeacht hebben | zult/zal goedgeacht hebben | zult goedgeacht hebben | zal goedgeacht hebben | zullen goedgeacht hebben | zullen goedgeacht hebben | zullen goedgeacht hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou goedgeacht hebben | zou goedgeacht hebben | zou/zoudt goedgeacht hebben | zoudt goedgeacht hebben | zou goedgeacht hebben | zouden goedgeacht hebben | zouden goedgeacht hebben | zouden goedgeacht hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm goedgeacht worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt goedgeacht | er is goedgeacht | |||||||||
verleden | er werd goedgeacht | er was goedgeacht | |||||||||
toekomend | er zal goedgeacht worden | er zal goedgeacht zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou goedgeacht worden | er zou goedgeacht zijn | |||||||||
lijdende vorm goedgeacht worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | goedgeacht worden | goedgeacht te worden | ||||||||
toekomend | goedgeacht zullen worden | goedgeacht te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | goedgeacht zijn | goedgeacht te zijn | ||||||||
toekomend | goedgeacht zullen zijn | goedgeacht te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word goedgeacht | wordt goedgeacht | wordt goedgeacht | wordt goedgeacht | wordt goedgeacht | worden goedgeacht | worden goedgeacht | worden goedgeacht | |||
verleden (o.v.t.) | werd goedgeacht | werd goedgeacht | werd goedgeacht | werdt goedgeacht | werd goedgeacht | werden goedgeacht | werden goedgeacht | werden goedgeacht | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal goedgeacht worden | zult goedgeacht worden | zult goedgeacht worden | zult goedgeacht worden | zal goedgeacht worden | zullen goedgeacht worden | zullen goedgeacht worden | zullen goedgeacht worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou goedgeacht worden | zou goedgeacht worden | zou/zoudt goedgeacht worden | zoudt goedgeacht worden | zou goedgeacht worden | zouden goedgeacht worden | zouden goedgeacht worden | zouden goedgeacht worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben goedgeacht | bent goedgeacht | bent/is goedgeacht | zijt goedgeacht | is goedgeacht | zijn goedgeacht | zijn goedgeacht | zijn goedgeacht | |||
verleden (v.v.t.) | was goedgeacht | was goedgeacht | was goedgeacht | waart goedgeacht | was goedgeacht | waren goedgeacht | waren goedgeacht | waren goedgeacht | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal goedgeacht zijn | zult goedgeacht zijn | zult goedgeacht zijn | zult goedgeacht zijn | zal goedgeacht zijn | zullen goedgeacht zijn | zullen goedgeacht zijn | zullen goedgeacht zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou goedgeacht zijn | zou goedgeacht zijn | zou/zoudt goedgeacht zijn | zoudt goedgeacht zijn | zou goedgeacht zijn | zouden goedgeacht zijn | zouden goedgeacht zijn | zouden goedgeacht zijn |