vervoeging van de bedrijvende vorm van herschilderen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | herschilderen | te herschilderen | ||||||||
toekomend | zullen herschilderen | te zullen herschilderen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben herschilderd | te hebben herschilderd | ||||||||
toekomend | herschilderd zullen hebben | herschilderd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
herschilderend | herschilderd | ev. herschilder |
mv. verouderd herschildert |
herschildere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | herschilder | herschildert | herschildert | herschildert | herschildert | herschilderen | herschilderen | herschilderen | |||
verleden (o.v.t.) | herschilderde | herschilderde | herschilderde | herschilderde | herschilderde | herschilderden | herschilderden | herschilderden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal herschilderen | zult/zal herschilderen | zult/zal herschilderen | zult herschilderen | zal herschilderen | zullen herschilderen | zullen herschilderen | zullen herschilderen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou herschilderen | zou herschilderen | zou(dt) herschilderen | zoudt herschilderen | zou herschilderen | zouden herschilderen | zouden herschilderen | zouden herschilderen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb herschilderd | hebt herschilderd | hebt/heeft herschilderd | hebt herschilderd | heeft herschilderd | hebben herschilderd | hebben herschilderd | hebben herschilderd | |||
verleden (v.v.t.) | had herschilderd | had herschilderd | had herschilderd | hadt herschilderd | had herschilderd | hadden herschilderd | hadden herschilderd | hadden herschilderd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal herschilderd hebben | zal/zult herschilderd hebben | zult/zal herschilderd hebben | zult herschilderd hebben | zal herschilderd hebben | zullen herschilderd hebben | zullen herschilderd hebben | zullen herschilderd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou herschilderd hebben | zou herschilderd hebben | zou/zoudt herschilderd hebben | zoudt herschilderd hebben | zou herschilderd hebben | zouden herschilderd hebben | zouden herschilderd hebben | zouden herschilderd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm herschilderd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt herschilderd | er is herschilderd | |||||||||
verleden | er werd herschilderd | er was herschilderd | |||||||||
toekomend | er zal herschilderd worden | er zal herschilderd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou herschilderd worden | er zou herschilderd zijn | |||||||||
lijdende vorm herschilderd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | herschilderd worden | herschilderd te worden | ||||||||
toekomend | herschilderd zullen worden | herschilderd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | herschilderd zijn | herschilderd te zijn | ||||||||
toekomend | herschilderd zullen zijn | herschilderd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | — | — | — | — | wordt herschilderd | — | — | worden herschilderd | |||
verleden (o.v.t.) | — | — | — | — | werd herschilderd | — | — | werden herschilderd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | — | — | — | — | zal herschilderd worden | — | — | zullen herschilderd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | — | — | — | — | zou herschilderd worden | — | — | zouden herschilderd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | — | — | — | — | is herschilderd | — | — | zijn herschilderd | |||
verleden (v.v.t.) | — | — | — | — | was herschilderd | — | — | waren herschilderd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | — | — | — | — | zal herschilderd zijn | — | — | zullen herschilderd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | — | — | — | — | zou herschilderd zijn | — | — | zouden herschilderd zijn |