vervoeging van de bedrijvende vorm van homogeniseren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | homogeniseren | te homogeniseren | ||||||||
toekomend | zullen homogeniseren | te zullen homogeniseren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gehomogeniseerd | te hebben gehomogeniseerd | ||||||||
toekomend | gehomogeniseerd zullen hebben | gehomogeniseerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
homogeniserend | gehomogeniseerd | ev. homogeniseer |
mv. verouderd homogeniseert |
homogenisere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | homogeniseer | homogeniseert | homogeniseert | homogeniseert | homogeniseert | homogeniseren | homogeniseren | homogeniseren | |||
verleden (o.v.t.) | homogeniseerde | homogeniseerde | homogeniseerde | homogeniseerde | homogeniseerde | homogeniseerden | homogeniseerden | homogeniseerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal homogeniseren | zult/zal homogeniseren | zult/zal homogeniseren | zult homogeniseren | zal homogeniseren | zullen homogeniseren | zullen homogeniseren | zullen homogeniseren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou homogeniseren | zou homogeniseren | zou(dt) homogeniseren | zoudt homogeniseren | zou homogeniseren | zouden homogeniseren | zouden homogeniseren | zouden homogeniseren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gehomogeniseerd | hebt gehomogeniseerd | hebt/heeft gehomogeniseerd | hebt gehomogeniseerd | heeft gehomogeniseerd | hebben gehomogeniseerd | hebben gehomogeniseerd | hebben gehomogeniseerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gehomogeniseerd | had gehomogeniseerd | had gehomogeniseerd | hadt gehomogeniseerd | had gehomogeniseerd | hadden gehomogeniseerd | hadden gehomogeniseerd | hadden gehomogeniseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gehomogeniseerd hebben | zal/zult gehomogeniseerd hebben | zult/zal gehomogeniseerd hebben | zult gehomogeniseerd hebben | zal gehomogeniseerd hebben | zullen gehomogeniseerd hebben | zullen gehomogeniseerd hebben | zullen gehomogeniseerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gehomogeniseerd hebben | zou gehomogeniseerd hebben | zou/zoudt gehomogeniseerd hebben | zoudt gehomogeniseerd hebben | zou gehomogeniseerd hebben | zouden gehomogeniseerd hebben | zouden gehomogeniseerd hebben | zouden gehomogeniseerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gehomogeniseerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gehomogeniseerd | er is gehomogeniseerd | |||||||||
verleden | er werd gehomogeniseerd | er was gehomogeniseerd | |||||||||
toekomend | er zal gehomogeniseerd worden | er zal gehomogeniseerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gehomogeniseerd worden | er zou gehomogeniseerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gehomogeniseerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gehomogeniseerd worden | gehomogeniseerd te worden | ||||||||
toekomend | gehomogeniseerd zullen worden | gehomogeniseerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gehomogeniseerd zijn | gehomogeniseerd te zijn | ||||||||
toekomend | gehomogeniseerd zullen zijn | gehomogeniseerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gehomogeniseerd | wordt gehomogeniseerd | wordt gehomogeniseerd | wordt gehomogeniseerd | wordt gehomogeniseerd | worden gehomogeniseerd | worden gehomogeniseerd | worden gehomogeniseerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gehomogeniseerd | werd gehomogeniseerd | werd gehomogeniseerd | werdt gehomogeniseerd | werd gehomogeniseerd | werden gehomogeniseerd | werden gehomogeniseerd | werden gehomogeniseerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gehomogeniseerd worden | zult gehomogeniseerd worden | zult gehomogeniseerd worden | zult gehomogeniseerd worden | zal gehomogeniseerd worden | zullen gehomogeniseerd worden | zullen gehomogeniseerd worden | zullen gehomogeniseerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gehomogeniseerd worden | zou gehomogeniseerd worden | zou/zoudt gehomogeniseerd worden | zoudt gehomogeniseerd worden | zou gehomogeniseerd worden | zouden gehomogeniseerd worden | zouden gehomogeniseerd worden | zouden gehomogeniseerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gehomogeniseerd | bent gehomogeniseerd | bent/is gehomogeniseerd | zijt gehomogeniseerd | is gehomogeniseerd | zijn gehomogeniseerd | zijn gehomogeniseerd | zijn gehomogeniseerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gehomogeniseerd | was gehomogeniseerd | was gehomogeniseerd | waart gehomogeniseerd | was gehomogeniseerd | waren gehomogeniseerd | waren gehomogeniseerd | waren gehomogeniseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gehomogeniseerd zijn | zult gehomogeniseerd zijn | zult gehomogeniseerd zijn | zult gehomogeniseerd zijn | zal gehomogeniseerd zijn | zullen gehomogeniseerd zijn | zullen gehomogeniseerd zijn | zullen gehomogeniseerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gehomogeniseerd zijn | zou gehomogeniseerd zijn | zou/zoudt gehomogeniseerd zijn | zoudt gehomogeniseerd zijn | zou gehomogeniseerd zijn | zouden gehomogeniseerd zijn | zouden gehomogeniseerd zijn | zouden gehomogeniseerd zijn |