vervoeging van de bedrijvende vorm van huldigen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | huldigen | te huldigen | ||||||||
toekomend | zullen huldigen | te zullen huldigen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gehuldigd | te hebben gehuldigd | ||||||||
toekomend | gehuldigd zullen hebben | gehuldigd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
huldigend | gehuldigd | ev. huldig |
mv. verouderd huldigt |
huldige | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | huldig | huldigt | huldigt | huldigt | huldigt | huldigen | huldigen | huldigen | |||
verleden (o.v.t.) | huldigde | huldigde | huldigde | huldigde | huldigde | huldigden | huldigden | huldigden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal huldigen | zult/zal huldigen | zult/zal huldigen | zult huldigen | zal huldigen | zullen huldigen | zullen huldigen | zullen huldigen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou huldigen | zou huldigen | zou(dt) huldigen | zoudt huldigen | zou huldigen | zouden huldigen | zouden huldigen | zouden huldigen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gehuldigd | hebt gehuldigd | hebt/heeft gehuldigd | hebt gehuldigd | heeft gehuldigd | hebben gehuldigd | hebben gehuldigd | hebben gehuldigd | |||
verleden (v.v.t.) | had gehuldigd | had gehuldigd | had gehuldigd | hadt gehuldigd | had gehuldigd | hadden gehuldigd | hadden gehuldigd | hadden gehuldigd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gehuldigd hebben | zal/zult gehuldigd hebben | zult/zal gehuldigd hebben | zult gehuldigd hebben | zal gehuldigd hebben | zullen gehuldigd hebben | zullen gehuldigd hebben | zullen gehuldigd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gehuldigd hebben | zou gehuldigd hebben | zou/zoudt gehuldigd hebben | zoudt gehuldigd hebben | zou gehuldigd hebben | zouden gehuldigd hebben | zouden gehuldigd hebben | zouden gehuldigd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gehuldigd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gehuldigd | er is gehuldigd | |||||||||
verleden | er werd gehuldigd | er was gehuldigd | |||||||||
toekomend | er zal gehuldigd worden | er zal gehuldigd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gehuldigd worden | er zou gehuldigd zijn | |||||||||
lijdende vorm gehuldigd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gehuldigd worden | gehuldigd te worden | ||||||||
toekomend | gehuldigd zullen worden | gehuldigd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gehuldigd zijn | gehuldigd te zijn | ||||||||
toekomend | gehuldigd zullen zijn | gehuldigd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gehuldigd | wordt gehuldigd | wordt gehuldigd | wordt gehuldigd | wordt gehuldigd | worden gehuldigd | worden gehuldigd | worden gehuldigd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gehuldigd | werd gehuldigd | werd gehuldigd | werdt gehuldigd | werd gehuldigd | werden gehuldigd | werden gehuldigd | werden gehuldigd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gehuldigd worden | zult gehuldigd worden | zult gehuldigd worden | zult gehuldigd worden | zal gehuldigd worden | zullen gehuldigd worden | zullen gehuldigd worden | zullen gehuldigd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gehuldigd worden | zou gehuldigd worden | zou/zoudt gehuldigd worden | zoudt gehuldigd worden | zou gehuldigd worden | zouden gehuldigd worden | zouden gehuldigd worden | zouden gehuldigd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gehuldigd | bent gehuldigd | bent/is gehuldigd | zijt gehuldigd | is gehuldigd | zijn gehuldigd | zijn gehuldigd | zijn gehuldigd | |||
verleden (v.v.t.) | was gehuldigd | was gehuldigd | was gehuldigd | waart gehuldigd | was gehuldigd | waren gehuldigd | waren gehuldigd | waren gehuldigd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gehuldigd zijn | zult gehuldigd zijn | zult gehuldigd zijn | zult gehuldigd zijn | zal gehuldigd zijn | zullen gehuldigd zijn | zullen gehuldigd zijn | zullen gehuldigd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gehuldigd zijn | zou gehuldigd zijn | zou/zoudt gehuldigd zijn | zoudt gehuldigd zijn | zou gehuldigd zijn | zouden gehuldigd zijn | zouden gehuldigd zijn | zouden gehuldigd zijn |