vervoeging van de bedrijvende vorm van incasseren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | incasseren | te incasseren | ||||||||
toekomend | zullen incasseren | te zullen incasseren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geïncasseerd | te hebben geïncasseerd | ||||||||
toekomend | geïncasseerd zullen hebben | geïncasseerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
incasserend | geïncasseerd | ev. incasseer |
mv. verouderd incasseert |
incassere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | incasseer | incasseert | incasseert | incasseert | incasseert | incasseren | incasseren | incasseren | |||
verleden (o.v.t.) | incasseerde | incasseerde | incasseerde | incasseerde | incasseerde | incasseerden | incasseerden | incasseerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal incasseren | zult/zal incasseren | zult/zal incasseren | zult incasseren | zal incasseren | zullen incasseren | zullen incasseren | zullen incasseren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou incasseren | zou incasseren | zou(dt) incasseren | zoudt incasseren | zou incasseren | zouden incasseren | zouden incasseren | zouden incasseren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geïncasseerd | hebt geïncasseerd | hebt/heeft geïncasseerd | hebt geïncasseerd | heeft geïncasseerd | hebben geïncasseerd | hebben geïncasseerd | hebben geïncasseerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geïncasseerd | had geïncasseerd | had geïncasseerd | hadt geïncasseerd | had geïncasseerd | hadden geïncasseerd | hadden geïncasseerd | hadden geïncasseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geïncasseerd hebben | zal/zult geïncasseerd hebben | zult/zal geïncasseerd hebben | zult geïncasseerd hebben | zal geïncasseerd hebben | zullen geïncasseerd hebben | zullen geïncasseerd hebben | zullen geïncasseerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geïncasseerd hebben | zou geïncasseerd hebben | zou/zoudt geïncasseerd hebben | zoudt geïncasseerd hebben | zou geïncasseerd hebben | zouden geïncasseerd hebben | zouden geïncasseerd hebben | zouden geïncasseerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geïncasseerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geïncasseerd | er is geïncasseerd | |||||||||
verleden | er werd geïncasseerd | er was geïncasseerd | |||||||||
toekomend | er zal geïncasseerd worden | er zal geïncasseerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geïncasseerd worden | er zou geïncasseerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geïncasseerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geïncasseerd worden | geïncasseerd te worden | ||||||||
toekomend | geïncasseerd zullen worden | geïncasseerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geïncasseerd zijn | geïncasseerd te zijn | ||||||||
toekomend | geïncasseerd zullen zijn | geïncasseerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geïncasseerd | wordt geïncasseerd | wordt geïncasseerd | wordt geïncasseerd | wordt geïncasseerd | worden geïncasseerd | worden geïncasseerd | worden geïncasseerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geïncasseerd | werd geïncasseerd | werd geïncasseerd | werdt geïncasseerd | werd geïncasseerd | werden geïncasseerd | werden geïncasseerd | werden geïncasseerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geïncasseerd worden | zult geïncasseerd worden | zult geïncasseerd worden | zult geïncasseerd worden | zal geïncasseerd worden | zullen geïncasseerd worden | zullen geïncasseerd worden | zullen geïncasseerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geïncasseerd worden | zou geïncasseerd worden | zou/zoudt geïncasseerd worden | zoudt geïncasseerd worden | zou geïncasseerd worden | zouden geïncasseerd worden | zouden geïncasseerd worden | zouden geïncasseerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geïncasseerd | bent geïncasseerd | bent/is geïncasseerd | zijt geïncasseerd | is geïncasseerd | zijn geïncasseerd | zijn geïncasseerd | zijn geïncasseerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geïncasseerd | was geïncasseerd | was geïncasseerd | waart geïncasseerd | was geïncasseerd | waren geïncasseerd | waren geïncasseerd | waren geïncasseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geïncasseerd zijn | zult geïncasseerd zijn | zult geïncasseerd zijn | zult geïncasseerd zijn | zal geïncasseerd zijn | zullen geïncasseerd zijn | zullen geïncasseerd zijn | zullen geïncasseerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geïncasseerd zijn | zou geïncasseerd zijn | zou/zoudt geïncasseerd zijn | zoudt geïncasseerd zijn | zou geïncasseerd zijn | zouden geïncasseerd zijn | zouden geïncasseerd zijn | zouden geïncasseerd zijn |