vervoeging van de bedrijvende vorm van indoctrineren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | indoctrineren | te indoctrineren | ||||||||
toekomend | zullen indoctrineren | te zullen indoctrineren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geïndoctrineerd | te hebben geïndoctrineerd | ||||||||
toekomend | geïndoctrineerd zullen hebben | geïndoctrineerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
indoctrinerend | geïndoctrineerd | ev. indoctrineer |
mv. verouderd indoctrineert |
indoctrinere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | indoctrineer | indoctrineert | indoctrineert | indoctrineert | indoctrineert | indoctrineren | indoctrineren | indoctrineren | |||
verleden (o.v.t.) | indoctrineerde | indoctrineerde | indoctrineerde | indoctrineerde | indoctrineerde | indoctrineerden | indoctrineerden | indoctrineerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal indoctrineren | zult/zal indoctrineren | zult/zal indoctrineren | zult indoctrineren | zal indoctrineren | zullen indoctrineren | zullen indoctrineren | zullen indoctrineren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou indoctrineren | zou indoctrineren | zou(dt) indoctrineren | zoudt indoctrineren | zou indoctrineren | zouden indoctrineren | zouden indoctrineren | zouden indoctrineren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geïndoctrineerd | hebt geïndoctrineerd | hebt/heeft geïndoctrineerd | hebt geïndoctrineerd | heeft geïndoctrineerd | hebben geïndoctrineerd | hebben geïndoctrineerd | hebben geïndoctrineerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geïndoctrineerd | had geïndoctrineerd | had geïndoctrineerd | hadt geïndoctrineerd | had geïndoctrineerd | hadden geïndoctrineerd | hadden geïndoctrineerd | hadden geïndoctrineerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geïndoctrineerd hebben | zal/zult geïndoctrineerd hebben | zult/zal geïndoctrineerd hebben | zult geïndoctrineerd hebben | zal geïndoctrineerd hebben | zullen geïndoctrineerd hebben | zullen geïndoctrineerd hebben | zullen geïndoctrineerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geïndoctrineerd hebben | zou geïndoctrineerd hebben | zou/zoudt geïndoctrineerd hebben | zoudt geïndoctrineerd hebben | zou geïndoctrineerd hebben | zouden geïndoctrineerd hebben | zouden geïndoctrineerd hebben | zouden geïndoctrineerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geïndoctrineerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geïndoctrineerd | er is geïndoctrineerd | |||||||||
verleden | er werd geïndoctrineerd | er was geïndoctrineerd | |||||||||
toekomend | er zal geïndoctrineerd worden | er zal geïndoctrineerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geïndoctrineerd worden | er zou geïndoctrineerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geïndoctrineerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geïndoctrineerd worden | geïndoctrineerd te worden | ||||||||
toekomend | geïndoctrineerd zullen worden | geïndoctrineerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geïndoctrineerd zijn | geïndoctrineerd te zijn | ||||||||
toekomend | geïndoctrineerd zullen zijn | geïndoctrineerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geïndoctrineerd | wordt geïndoctrineerd | wordt geïndoctrineerd | wordt geïndoctrineerd | wordt geïndoctrineerd | worden geïndoctrineerd | worden geïndoctrineerd | worden geïndoctrineerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geïndoctrineerd | werd geïndoctrineerd | werd geïndoctrineerd | werdt geïndoctrineerd | werd geïndoctrineerd | werden geïndoctrineerd | werden geïndoctrineerd | werden geïndoctrineerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geïndoctrineerd worden | zult geïndoctrineerd worden | zult geïndoctrineerd worden | zult geïndoctrineerd worden | zal geïndoctrineerd worden | zullen geïndoctrineerd worden | zullen geïndoctrineerd worden | zullen geïndoctrineerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geïndoctrineerd worden | zou geïndoctrineerd worden | zou/zoudt geïndoctrineerd worden | zoudt geïndoctrineerd worden | zou geïndoctrineerd worden | zouden geïndoctrineerd worden | zouden geïndoctrineerd worden | zouden geïndoctrineerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geïndoctrineerd | bent geïndoctrineerd | bent/is geïndoctrineerd | zijt geïndoctrineerd | is geïndoctrineerd | zijn geïndoctrineerd | zijn geïndoctrineerd | zijn geïndoctrineerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geïndoctrineerd | was geïndoctrineerd | was geïndoctrineerd | waart geïndoctrineerd | was geïndoctrineerd | waren geïndoctrineerd | waren geïndoctrineerd | waren geïndoctrineerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geïndoctrineerd zijn | zult geïndoctrineerd zijn | zult geïndoctrineerd zijn | zult geïndoctrineerd zijn | zal geïndoctrineerd zijn | zullen geïndoctrineerd zijn | zullen geïndoctrineerd zijn | zullen geïndoctrineerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geïndoctrineerd zijn | zou geïndoctrineerd zijn | zou/zoudt geïndoctrineerd zijn | zoudt geïndoctrineerd zijn | zou geïndoctrineerd zijn | zouden geïndoctrineerd zijn | zouden geïndoctrineerd zijn | zouden geïndoctrineerd zijn |