vervoeging van de bedrijvende vorm van infantiliseren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | infantiliseren | te infantiliseren | ||||||||
toekomend | zullen infantiliseren | te zullen infantiliseren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geïnfantiliseerd | te hebben geïnfantiliseerd | ||||||||
toekomend | geïnfantiliseerd zullen hebben | geïnfantiliseerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
infantiliserend | geïnfantiliseerd | ev. infantiliseer |
mv. verouderd infantiliseert |
infantilisere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | infantiliseer | infantiliseert | infantiliseert | infantiliseert | infantiliseert | infantiliseren | infantiliseren | infantiliseren | |||
verleden (o.v.t.) | infantiliseerde | infantiliseerde | infantiliseerde | infantiliseerde | infantiliseerde | infantiliseerden | infantiliseerden | infantiliseerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal infantiliseren | zult/zal infantiliseren | zult/zal infantiliseren | zult infantiliseren | zal infantiliseren | zullen infantiliseren | zullen infantiliseren | zullen infantiliseren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou infantiliseren | zou infantiliseren | zou(dt) infantiliseren | zoudt infantiliseren | zou infantiliseren | zouden infantiliseren | zouden infantiliseren | zouden infantiliseren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geïnfantiliseerd | hebt geïnfantiliseerd | hebt/heeft geïnfantiliseerd | hebt geïnfantiliseerd | heeft geïnfantiliseerd | hebben geïnfantiliseerd | hebben geïnfantiliseerd | hebben geïnfantiliseerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geïnfantiliseerd | had geïnfantiliseerd | had geïnfantiliseerd | hadt geïnfantiliseerd | had geïnfantiliseerd | hadden geïnfantiliseerd | hadden geïnfantiliseerd | hadden geïnfantiliseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geïnfantiliseerd hebben | zal/zult geïnfantiliseerd hebben | zult/zal geïnfantiliseerd hebben | zult geïnfantiliseerd hebben | zal geïnfantiliseerd hebben | zullen geïnfantiliseerd hebben | zullen geïnfantiliseerd hebben | zullen geïnfantiliseerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geïnfantiliseerd hebben | zou geïnfantiliseerd hebben | zou/zoudt geïnfantiliseerd hebben | zoudt geïnfantiliseerd hebben | zou geïnfantiliseerd hebben | zouden geïnfantiliseerd hebben | zouden geïnfantiliseerd hebben | zouden geïnfantiliseerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geïnfantiliseerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geïnfantiliseerd | er is geïnfantiliseerd | |||||||||
verleden | er werd geïnfantiliseerd | er was geïnfantiliseerd | |||||||||
toekomend | er zal geïnfantiliseerd worden | er zal geïnfantiliseerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geïnfantiliseerd worden | er zou geïnfantiliseerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geïnfantiliseerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geïnfantiliseerd worden | geïnfantiliseerd te worden | ||||||||
toekomend | geïnfantiliseerd zullen worden | geïnfantiliseerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geïnfantiliseerd zijn | geïnfantiliseerd te zijn | ||||||||
toekomend | geïnfantiliseerd zullen zijn | geïnfantiliseerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geïnfantiliseerd | wordt geïnfantiliseerd | wordt geïnfantiliseerd | wordt geïnfantiliseerd | wordt geïnfantiliseerd | worden geïnfantiliseerd | worden geïnfantiliseerd | worden geïnfantiliseerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geïnfantiliseerd | werd geïnfantiliseerd | werd geïnfantiliseerd | werdt geïnfantiliseerd | werd geïnfantiliseerd | werden geïnfantiliseerd | werden geïnfantiliseerd | werden geïnfantiliseerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geïnfantiliseerd worden | zult geïnfantiliseerd worden | zult geïnfantiliseerd worden | zult geïnfantiliseerd worden | zal geïnfantiliseerd worden | zullen geïnfantiliseerd worden | zullen geïnfantiliseerd worden | zullen geïnfantiliseerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geïnfantiliseerd worden | zou geïnfantiliseerd worden | zou/zoudt geïnfantiliseerd worden | zoudt geïnfantiliseerd worden | zou geïnfantiliseerd worden | zouden geïnfantiliseerd worden | zouden geïnfantiliseerd worden | zouden geïnfantiliseerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geïnfantiliseerd | bent geïnfantiliseerd | bent/is geïnfantiliseerd | zijt geïnfantiliseerd | is geïnfantiliseerd | zijn geïnfantiliseerd | zijn geïnfantiliseerd | zijn geïnfantiliseerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geïnfantiliseerd | was geïnfantiliseerd | was geïnfantiliseerd | waart geïnfantiliseerd | was geïnfantiliseerd | waren geïnfantiliseerd | waren geïnfantiliseerd | waren geïnfantiliseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geïnfantiliseerd zijn | zult geïnfantiliseerd zijn | zult geïnfantiliseerd zijn | zult geïnfantiliseerd zijn | zal geïnfantiliseerd zijn | zullen geïnfantiliseerd zijn | zullen geïnfantiliseerd zijn | zullen geïnfantiliseerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geïnfantiliseerd zijn | zou geïnfantiliseerd zijn | zou/zoudt geïnfantiliseerd zijn | zoudt geïnfantiliseerd zijn | zou geïnfantiliseerd zijn | zouden geïnfantiliseerd zijn | zouden geïnfantiliseerd zijn | zouden geïnfantiliseerd zijn |