vervoeging van de bedrijvende vorm van inkomen | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | inkomen | in te komen | ||||||
toekomend | zullen inkomen in zullen komen |
te zullen inkomen in te zullen komen | |||||||
voltooid | tegenwoordig | zijn ingekomen | te zijn ingekomen | ||||||
toekomend | ingekomen zullen zijn | ingekomen te zullen zijn | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
inkomend | ingekomen | ev. kom in |
mv. verouderd komt in |
kome in (bijzin) inkome | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | kom in | komt in | komt in | koomt in | komt in | komen in | komen in | komen in | |
verleden (o.v.t.) | kwam in | kwam in | kwam in | kwaamt in | kwam in | kwamen in | kwamen in | kwamen in | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal inkomen | zult/zal inkomen | zult/zal inkomen | zult inkomen | zal inkomen | zullen inkomen | zullen inkomen | zullen inkomen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou inkomen | zou inkomen | zou(dt) inkomen | zoudt inkomen | zou inkomen | zouden inkomen | zouden inkomen | zouden inkomen | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | inkom | inkomt | inkomt | inkoomt | inkomt | inkomen | inkomen | inkomen | |
verleden (o.v.t.) | inkwam | inkwam | inkwam | inkwaamt | inkwam | inkwamen | inkwamen | inkwamen | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal inkomen in zal komen |
zult/zal inkomen in zult/zal komen |
zult/zal inkomen in zult/zal komen |
zult inkomen in zult komen |
zal inkomen in zal komen |
zullen inkomen in zullen komen |
zullen inkomen in zullen komen |
zullen inkomen in zullen komen | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou inkomen in zou komen |
zou inkomen in zou komen |
zou(dt) inkomen in zou(dt) komen |
zoudt inkomen in zoudt komen |
zou inkomen in zou komen |
zouden inkomen in zouden komen |
zouden inkomen in zouden komen |
zouden inkomen in zouden komen | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben ingekomen | bent ingekomen | bent/is ingekomen | zijt ingekomen | is ingekomen | zijn ingekomen | zijn ingekomen | zijn ingekomen | |
verleden (v.v.t.) | was ingekomen | was ingekomen | was ingekomen | waart ingekomen | was ingekomen | waren ingekomen | waren ingekomen | waren ingekomen | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal ingekomen zijn | zal/zult ingekomen zijn | zult/zal ingekomen zijn | zult ingekomen zijn | zal ingekomen zijn | zullen ingekomen zijn | zullen ingekomen zijn | zullen ingekomen zijn | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ingekomen zijn | zou ingekomen zijn | zou/zoudt ingekomen zijn | zoudt ingekomen zijn | zou ingekomen zijn | zouden ingekomen zijn | zouden ingekomen zijn | zouden ingekomen zijn |