vervoeging van de bedrijvende vorm van inlossen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | inlossen | in te lossen | ||||||||
toekomend | zullen inlossen in zullen lossen |
te zullen inlossen in te zullen lossen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben ingelost | te hebben ingelost | ||||||||
toekomend | ingelost zullen hebben | ingelost te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
inlossend | ingelost | ev. los in |
mv. verouderd lost in |
losse in (bijzin) inlosse | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | los in | lost in | lost in | lost in | lost in | lossen in | lossen in | lossen in | |||
verleden (o.v.t.) | loste in | loste in | loste in | loste in | loste in | losten in | losten in | losten in | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal inlossen | zult/zal inlossen | zult/zal inlossen | zult inlossen | zal inlossen | zullen inlossen | zullen inlossen | zullen inlossen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou inlossen | zou inlossen | zou(dt) inlossen | zoudt inlossen | zou inlossen | zouden inlossen | zouden inlossen | zouden inlossen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | inlos | inlost | inlost | inlost | inlost | inlossen | inlossen | inlossen | |||
verleden (o.v.t.) | inloste | inloste | inloste | inloste | inloste | inlosten | inlosten | inlosten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal inlossen in zal lossen |
zult/zal inlossen in zult/zal lossen |
zult/zal inlossen in zult/zal lossen |
zult inlossen in zult lossen |
zal inlossen in zal lossen |
zullen inlossen in zullen lossen |
zullen inlossen in zullen lossen |
zullen inlossen in zullen lossen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou inlossen in zou lossen |
zou inlossen in zou lossen |
zou(dt) inlossen in zou(dt) lossen |
zoudt inlossen in zoudt lossen |
zou inlossen in zou lossen |
zouden inlossen in zouden lossen |
zouden inlossen in zouden lossen |
zouden inlossen in zouden lossen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb ingelost | hebt ingelost | hebt/heeft ingelost | hebt ingelost | heeft ingelost | hebben ingelost | hebben ingelost | hebben ingelost | |||
verleden (v.v.t.) | had ingelost | had ingelost | had ingelost | hadt ingelost | had ingelost | hadden ingelost | hadden ingelost | hadden ingelost | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ingelost hebben | zal/zult ingelost hebben | zult/zal ingelost hebben | zult ingelost hebben | zal ingelost hebben | zullen ingelost hebben | zullen ingelost hebben | zullen ingelost hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ingelost hebben | zou ingelost hebben | zou/zoudt ingelost hebben | zoudt ingelost hebben | zou ingelost hebben | zouden ingelost hebben | zouden ingelost hebben | zouden ingelost hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm ingelost worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt ingelost | er is ingelost | |||||||||
verleden | er werd ingelost | er was ingelost | |||||||||
toekomend | er zal ingelost worden | er zal ingelost zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou ingelost worden | er zou ingelost zijn | |||||||||
lijdende vorm ingelost worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ingelost worden | ingelost te worden | ||||||||
toekomend | ingelost zullen worden | ingelost te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | ingelost zijn | ingelost te zijn | ||||||||
toekomend | ingelost zullen zijn | ingelost te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word ingelost | wordt ingelost | wordt ingelost | wordt ingelost | wordt ingelost | worden ingelost | worden ingelost | worden ingelost | |||
verleden (o.v.t.) | werd ingelost | werd ingelost | werd ingelost | werdt ingelost | werd ingelost | werden ingelost | werden ingelost | werden ingelost | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ingelost worden | zult ingelost worden | zult ingelost worden | zult ingelost worden | zal ingelost worden | zullen ingelost worden | zullen ingelost worden | zullen ingelost worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ingelost worden | zou ingelost worden | zou/zoudt ingelost worden | zoudt ingelost worden | zou ingelost worden | zouden ingelost worden | zouden ingelost worden | zouden ingelost worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben ingelost | bent ingelost | bent/is ingelost | zijt ingelost | is ingelost | zijn ingelost | zijn ingelost | zijn ingelost | |||
verleden (v.v.t.) | was ingelost | was ingelost | was ingelost | waart ingelost | was ingelost | waren ingelost | waren ingelost | waren ingelost | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ingelost zijn | zult ingelost zijn | zult ingelost zijn | zult ingelost zijn | zal ingelost zijn | zullen ingelost zijn | zullen ingelost zijn | zullen ingelost zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ingelost zijn | zou ingelost zijn | zou/zoudt ingelost zijn | zoudt ingelost zijn | zou ingelost zijn | zouden ingelost zijn | zouden ingelost zijn | zouden ingelost zijn |