vervoeging van de bedrijvende vorm van innemen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | innemen | in te nemen | ||||||||
toekomend | zullen innemen in zullen nemen |
te zullen innemen in te zullen nemen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben ingenomen | te hebben ingenomen | ||||||||
toekomend | ingenomen zullen hebben | ingenomen te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
innemend | ingenomen | ev. neem in |
mv. verouderd neemt in |
neme in (bijzin) inneme | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | neem in | neemt in | neemt in | neemt in | neemt in | nemen in | nemen in | nemen in | |||
verleden (o.v.t.) | nam in | nam in | nam in | naamt in | nam in | namen in | namen in | namen in | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal innemen | zult/zal innemen | zult/zal innemen | zult innemen | zal innemen | zullen innemen | zullen innemen | zullen innemen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou innemen | zou innemen | zou(dt) innemen | zoudt innemen | zou innemen | zouden innemen | zouden innemen | zouden innemen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | inneem | inneemt | inneemt | inneemt | inneemt | innemen | innemen | innemen | |||
verleden (o.v.t.) | innam | innam | innam | innaamt | innam | innamen | innamen | innamen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal innemen in zal nemen |
zult/zal innemen in zult/zal nemen |
zult/zal innemen in zult/zal nemen |
zult innemen in zult nemen |
zal innemen in zal nemen |
zullen innemen in zullen nemen |
zullen innemen in zullen nemen |
zullen innemen in zullen nemen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou innemen in zou nemen |
zou innemen in zou nemen |
zou(dt) innemen in zou(dt) nemen |
zoudt innemen in zoudt nemen |
zou innemen in zou nemen |
zouden innemen in zouden nemen |
zouden innemen in zouden nemen |
zouden innemen in zouden nemen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb ingenomen | hebt ingenomen | hebt/heeft ingenomen | hebt ingenomen | heeft ingenomen | hebben ingenomen | hebben ingenomen | hebben ingenomen | |||
verleden (v.v.t.) | had ingenomen | had ingenomen | had ingenomen | hadt ingenomen | had ingenomen | hadden ingenomen | hadden ingenomen | hadden ingenomen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ingenomen hebben | zal/zult ingenomen hebben | zult/zal ingenomen hebben | zult ingenomen hebben | zal ingenomen hebben | zullen ingenomen hebben | zullen ingenomen hebben | zullen ingenomen hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ingenomen hebben | zou ingenomen hebben | zou/zoudt ingenomen hebben | zoudt ingenomen hebben | zou ingenomen hebben | zouden ingenomen hebben | zouden ingenomen hebben | zouden ingenomen hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm ingenomen worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt ingenomen | er is ingenomen | |||||||||
verleden | er werd ingenomen | er was ingenomen | |||||||||
toekomend | er zal ingenomen worden | er zal ingenomen zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou ingenomen worden | er zou ingenomen zijn | |||||||||
lijdende vorm ingenomen worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ingenomen worden | ingenomen te worden | ||||||||
toekomend | ingenomen zullen worden | ingenomen te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | ingenomen zijn | ingenomen te zijn | ||||||||
toekomend | ingenomen zullen zijn | ingenomen te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word ingenomen | wordt ingenomen | wordt ingenomen | wordt ingenomen | wordt ingenomen | worden ingenomen | worden ingenomen | worden ingenomen | |||
verleden (o.v.t.) | werd ingenomen | werd ingenomen | werd ingenomen | werdt ingenomen | werd ingenomen | werden ingenomen | werden ingenomen | werden ingenomen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ingenomen worden | zult ingenomen worden | zult ingenomen worden | zult ingenomen worden | zal ingenomen worden | zullen ingenomen worden | zullen ingenomen worden | zullen ingenomen worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ingenomen worden | zou ingenomen worden | zou/zoudt ingenomen worden | zoudt ingenomen worden | zou ingenomen worden | zouden ingenomen worden | zouden ingenomen worden | zouden ingenomen worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben ingenomen | bent ingenomen | bent/is ingenomen | zijt ingenomen | is ingenomen | zijn ingenomen | zijn ingenomen | zijn ingenomen | |||
verleden (v.v.t.) | was ingenomen | was ingenomen | was ingenomen | waart ingenomen | was ingenomen | waren ingenomen | waren ingenomen | waren ingenomen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ingenomen zijn | zult ingenomen zijn | zult ingenomen zijn | zult ingenomen zijn | zal ingenomen zijn | zullen ingenomen zijn | zullen ingenomen zijn | zullen ingenomen zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ingenomen zijn | zou ingenomen zijn | zou/zoudt ingenomen zijn | zoudt ingenomen zijn | zou ingenomen zijn | zouden ingenomen zijn | zouden ingenomen zijn | zouden ingenomen zijn |