vervoeging van de bedrijvende vorm van inrijgen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | inrijgen | in te rijgen | ||||||||
toekomend | zullen inrijgen in zullen rijgen |
te zullen inrijgen in te zullen rijgen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben ingeregen | te hebben ingeregen | ||||||||
toekomend | ingeregen zullen hebben | ingeregen te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
inrijgend | ingeregen | ev. rijg in |
mv. verouderd rijgt in |
rijge in (bijzin) inrijge | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | rijg in | rijgt in | rijgt in | rijgt in | rijgt in | rijgen in | rijgen in | rijgen in | |||
verleden (o.v.t.) | reeg in | reeg in | reeg in | reeg in | reeg in | regen in | regen in | regen in | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal inrijgen | zult/zal inrijgen | zult/zal inrijgen | zult inrijgen | zal inrijgen | zullen inrijgen | zullen inrijgen | zullen inrijgen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou inrijgen | zou inrijgen | zou(dt) inrijgen | zoudt inrijgen | zou inrijgen | zouden inrijgen | zouden inrijgen | zouden inrijgen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | inrijg | inrijgt | inrijgt | inrijgt | inrijgt | inrijgen | inrijgen | inrijgen | |||
verleden (o.v.t.) | inreeg | inreeg | inreeg | inreeg | inreeg | inregen | inregen | inregen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal inrijgen in zal rijgen |
zult/zal inrijgen in zult/zal rijgen |
zult/zal inrijgen in zult/zal rijgen |
zult inrijgen in zult rijgen |
zal inrijgen in zal rijgen |
zullen inrijgen in zullen rijgen |
zullen inrijgen in zullen rijgen |
zullen inrijgen in zullen rijgen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou inrijgen in zou rijgen |
zou inrijgen in zou rijgen |
zou(dt) inrijgen in zou(dt) rijgen |
zoudt inrijgen in zoudt rijgen |
zou inrijgen in zou rijgen |
zouden inrijgen in zouden rijgen |
zouden inrijgen in zouden rijgen |
zouden inrijgen in zouden rijgen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb ingeregen | hebt ingeregen | hebt/heeft ingeregen | hebt ingeregen | heeft ingeregen | hebben ingeregen | hebben ingeregen | hebben ingeregen | |||
verleden (v.v.t.) | had ingeregen | had ingeregen | had ingeregen | hadt ingeregen | had ingeregen | hadden ingeregen | hadden ingeregen | hadden ingeregen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ingeregen hebben | zal/zult ingeregen hebben | zult/zal ingeregen hebben | zult ingeregen hebben | zal ingeregen hebben | zullen ingeregen hebben | zullen ingeregen hebben | zullen ingeregen hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ingeregen hebben | zou ingeregen hebben | zou/zoudt ingeregen hebben | zoudt ingeregen hebben | zou ingeregen hebben | zouden ingeregen hebben | zouden ingeregen hebben | zouden ingeregen hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm ingeregen worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt ingeregen | er is ingeregen | |||||||||
verleden | er werd ingeregen | er was ingeregen | |||||||||
toekomend | er zal ingeregen worden | er zal ingeregen zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou ingeregen worden | er zou ingeregen zijn | |||||||||
lijdende vorm ingeregen worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ingeregen worden | ingeregen te worden | ||||||||
toekomend | ingeregen zullen worden | ingeregen te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | ingeregen zijn | ingeregen te zijn | ||||||||
toekomend | ingeregen zullen zijn | ingeregen te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word ingeregen | wordt ingeregen | wordt ingeregen | wordt ingeregen | wordt ingeregen | worden ingeregen | worden ingeregen | worden ingeregen | |||
verleden (o.v.t.) | werd ingeregen | werd ingeregen | werd ingeregen | werdt ingeregen | werd ingeregen | werden ingeregen | werden ingeregen | werden ingeregen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ingeregen worden | zult ingeregen worden | zult ingeregen worden | zult ingeregen worden | zal ingeregen worden | zullen ingeregen worden | zullen ingeregen worden | zullen ingeregen worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ingeregen worden | zou ingeregen worden | zou/zoudt ingeregen worden | zoudt ingeregen worden | zou ingeregen worden | zouden ingeregen worden | zouden ingeregen worden | zouden ingeregen worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben ingeregen | bent ingeregen | bent/is ingeregen | zijt ingeregen | is ingeregen | zijn ingeregen | zijn ingeregen | zijn ingeregen | |||
verleden (v.v.t.) | was ingeregen | was ingeregen | was ingeregen | waart ingeregen | was ingeregen | waren ingeregen | waren ingeregen | waren ingeregen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ingeregen zijn | zult ingeregen zijn | zult ingeregen zijn | zult ingeregen zijn | zal ingeregen zijn | zullen ingeregen zijn | zullen ingeregen zijn | zullen ingeregen zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ingeregen zijn | zou ingeregen zijn | zou/zoudt ingeregen zijn | zoudt ingeregen zijn | zou ingeregen zijn | zouden ingeregen zijn | zouden ingeregen zijn | zouden ingeregen zijn |