vervoeging van de bedrijvende vorm van inschatten | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | inschatten | in te schatten | ||||||||
toekomend | zullen inschatten in zullen schatten |
te zullen inschatten in te zullen schatten | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben ingeschat | te hebben ingeschat | ||||||||
toekomend | ingeschat zullen hebben | ingeschat te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
inschattend | ingeschat | ev. schat in |
mv. verouderd schat in |
schatte in (bijzin) inschatte | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | schat in | schat in | schat in | schat in | schat in | schatten in | schatten in | schatten in | |||
verleden (o.v.t.) | schatte in | schatte in | schatte in | schatte in | schatte in | schatten in | schatten in | schatten in | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal inschatten | zult/zal inschatten | zult/zal inschatten | zult inschatten | zal inschatten | zullen inschatten | zullen inschatten | zullen inschatten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou inschatten | zou inschatten | zou(dt) inschatten | zoudt inschatten | zou inschatten | zouden inschatten | zouden inschatten | zouden inschatten | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | inschat | inschat | inschat | inschat | inschat | inschatten | inschatten | inschatten | |||
verleden (o.v.t.) | inschatte | inschatte | inschatte | inschatte | inschatte | inschatten | inschatten | inschatten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal inschatten in zal schatten |
zult/zal inschatten in zult/zal schatten |
zult/zal inschatten in zult/zal schatten |
zult inschatten in zult schatten |
zal inschatten in zal schatten |
zullen inschatten in zullen schatten |
zullen inschatten in zullen schatten |
zullen inschatten in zullen schatten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou inschatten in zou schatten |
zou inschatten in zou schatten |
zou(dt) inschatten in zou(dt) schatten |
zoudt inschatten in zoudt schatten |
zou inschatten in zou schatten |
zouden inschatten in zouden schatten |
zouden inschatten in zouden schatten |
zouden inschatten in zouden schatten | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb ingeschat | hebt ingeschat | hebt/heeft ingeschat | hebt ingeschat | heeft ingeschat | hebben ingeschat | hebben ingeschat | hebben ingeschat | |||
verleden (v.v.t.) | had ingeschat | had ingeschat | had ingeschat | hadt ingeschat | had ingeschat | hadden ingeschat | hadden ingeschat | hadden ingeschat | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ingeschat hebben | zal/zult ingeschat hebben | zult/zal ingeschat hebben | zult ingeschat hebben | zal ingeschat hebben | zullen ingeschat hebben | zullen ingeschat hebben | zullen ingeschat hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ingeschat hebben | zou ingeschat hebben | zou/zoudt ingeschat hebben | zoudt ingeschat hebben | zou ingeschat hebben | zouden ingeschat hebben | zouden ingeschat hebben | zouden ingeschat hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm ingeschat worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt ingeschat | er is ingeschat | |||||||||
verleden | er werd ingeschat | er was ingeschat | |||||||||
toekomend | er zal ingeschat worden | er zal ingeschat zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou ingeschat worden | er zou ingeschat zijn | |||||||||
lijdende vorm ingeschat worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ingeschat worden | ingeschat te worden | ||||||||
toekomend | ingeschat zullen worden | ingeschat te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | ingeschat zijn | ingeschat te zijn | ||||||||
toekomend | ingeschat zullen zijn | ingeschat te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word ingeschat | wordt ingeschat | wordt ingeschat | wordt ingeschat | wordt ingeschat | worden ingeschat | worden ingeschat | worden ingeschat | |||
verleden (o.v.t.) | werd ingeschat | werd ingeschat | werd ingeschat | werdt ingeschat | werd ingeschat | werden ingeschat | werden ingeschat | werden ingeschat | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ingeschat worden | zult ingeschat worden | zult ingeschat worden | zult ingeschat worden | zal ingeschat worden | zullen ingeschat worden | zullen ingeschat worden | zullen ingeschat worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ingeschat worden | zou ingeschat worden | zou/zoudt ingeschat worden | zoudt ingeschat worden | zou ingeschat worden | zouden ingeschat worden | zouden ingeschat worden | zouden ingeschat worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben ingeschat | bent ingeschat | bent/is ingeschat | zijt ingeschat | is ingeschat | zijn ingeschat | zijn ingeschat | zijn ingeschat | |||
verleden (v.v.t.) | was ingeschat | was ingeschat | was ingeschat | waart ingeschat | was ingeschat | waren ingeschat | waren ingeschat | waren ingeschat | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ingeschat zijn | zult ingeschat zijn | zult ingeschat zijn | zult ingeschat zijn | zal ingeschat zijn | zullen ingeschat zijn | zullen ingeschat zijn | zullen ingeschat zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ingeschat zijn | zou ingeschat zijn | zou/zoudt ingeschat zijn | zoudt ingeschat zijn | zou ingeschat zijn | zouden ingeschat zijn | zouden ingeschat zijn | zouden ingeschat zijn |