vervoeging van de bedrijvende vorm van insinueren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | insinueren | te insinueren | ||||||||
toekomend | zullen insinueren | te zullen insinueren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geïnsinueerd | te hebben geïnsinueerd | ||||||||
toekomend | geïnsinueerd zullen hebben | geïnsinueerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
insinuerend | geïnsinueerd | ev. insinueer |
mv. verouderd insinueert |
insinuere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | insinueer | insinueert | insinueert | insinueert | insinueert | insinueren | insinueren | insinueren | |||
verleden (o.v.t.) | insinueerde | insinueerde | insinueerde | insinueerde | insinueerde | insinueerden | insinueerden | insinueerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal insinueren | zult/zal insinueren | zult/zal insinueren | zult insinueren | zal insinueren | zullen insinueren | zullen insinueren | zullen insinueren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou insinueren | zou insinueren | zou(dt) insinueren | zoudt insinueren | zou insinueren | zouden insinueren | zouden insinueren | zouden insinueren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geïnsinueerd | hebt geïnsinueerd | hebt/heeft geïnsinueerd | hebt geïnsinueerd | heeft geïnsinueerd | hebben geïnsinueerd | hebben geïnsinueerd | hebben geïnsinueerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geïnsinueerd | had geïnsinueerd | had geïnsinueerd | hadt geïnsinueerd | had geïnsinueerd | hadden geïnsinueerd | hadden geïnsinueerd | hadden geïnsinueerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geïnsinueerd hebben | zal/zult geïnsinueerd hebben | zult/zal geïnsinueerd hebben | zult geïnsinueerd hebben | zal geïnsinueerd hebben | zullen geïnsinueerd hebben | zullen geïnsinueerd hebben | zullen geïnsinueerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geïnsinueerd hebben | zou geïnsinueerd hebben | zou/zoudt geïnsinueerd hebben | zoudt geïnsinueerd hebben | zou geïnsinueerd hebben | zouden geïnsinueerd hebben | zouden geïnsinueerd hebben | zouden geïnsinueerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geïnsinueerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geïnsinueerd | er is geïnsinueerd | |||||||||
verleden | er werd geïnsinueerd | er was geïnsinueerd | |||||||||
toekomend | er zal geïnsinueerd worden | er zal geïnsinueerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geïnsinueerd worden | er zou geïnsinueerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geïnsinueerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geïnsinueerd worden | geïnsinueerd te worden | ||||||||
toekomend | geïnsinueerd zullen worden | geïnsinueerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geïnsinueerd zijn | geïnsinueerd te zijn | ||||||||
toekomend | geïnsinueerd zullen zijn | geïnsinueerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geïnsinueerd | wordt geïnsinueerd | wordt geïnsinueerd | wordt geïnsinueerd | wordt geïnsinueerd | worden geïnsinueerd | worden geïnsinueerd | worden geïnsinueerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geïnsinueerd | werd geïnsinueerd | werd geïnsinueerd | werdt geïnsinueerd | werd geïnsinueerd | werden geïnsinueerd | werden geïnsinueerd | werden geïnsinueerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geïnsinueerd worden | zult geïnsinueerd worden | zult geïnsinueerd worden | zult geïnsinueerd worden | zal geïnsinueerd worden | zullen geïnsinueerd worden | zullen geïnsinueerd worden | zullen geïnsinueerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geïnsinueerd worden | zou geïnsinueerd worden | zou/zoudt geïnsinueerd worden | zoudt geïnsinueerd worden | zou geïnsinueerd worden | zouden geïnsinueerd worden | zouden geïnsinueerd worden | zouden geïnsinueerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geïnsinueerd | bent geïnsinueerd | bent/is geïnsinueerd | zijt geïnsinueerd | is geïnsinueerd | zijn geïnsinueerd | zijn geïnsinueerd | zijn geïnsinueerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geïnsinueerd | was geïnsinueerd | was geïnsinueerd | waart geïnsinueerd | was geïnsinueerd | waren geïnsinueerd | waren geïnsinueerd | waren geïnsinueerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geïnsinueerd zijn | zult geïnsinueerd zijn | zult geïnsinueerd zijn | zult geïnsinueerd zijn | zal geïnsinueerd zijn | zullen geïnsinueerd zijn | zullen geïnsinueerd zijn | zullen geïnsinueerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geïnsinueerd zijn | zou geïnsinueerd zijn | zou/zoudt geïnsinueerd zijn | zoudt geïnsinueerd zijn | zou geïnsinueerd zijn | zouden geïnsinueerd zijn | zouden geïnsinueerd zijn | zouden geïnsinueerd zijn |