vervoeging van de bedrijvende vorm van insmeren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | insmeren | in te smeren | ||||||||
toekomend | zullen insmeren in zullen smeren |
te zullen insmeren in te zullen smeren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben ingesmeerd | te hebben ingesmeerd | ||||||||
toekomend | ingesmeerd zullen hebben | ingesmeerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
insmerend | ingesmeerd | ev. smeer in |
mv. verouderd smeert in |
smere in (bijzin) insmere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | smeer in | smeert in | smeert in | smeert in | smeert in | smeren in | smeren in | smeren in | |||
verleden (o.v.t.) | smeerde in | smeerde in | smeerde in | smeerde in | smeerde in | smeerden in | smeerden in | smeerden in | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal insmeren | zult/zal insmeren | zult/zal insmeren | zult insmeren | zal insmeren | zullen insmeren | zullen insmeren | zullen insmeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou insmeren | zou insmeren | zou(dt) insmeren | zoudt insmeren | zou insmeren | zouden insmeren | zouden insmeren | zouden insmeren | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | insmeer | insmeert | insmeert | insmeert | insmeert | insmeren | insmeren | insmeren | |||
verleden (o.v.t.) | insmeerde | insmeerde | insmeerde | insmeerde | insmeerde | insmeerden | insmeerden | insmeerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal insmeren in zal smeren |
zult/zal insmeren in zult/zal smeren |
zult/zal insmeren in zult/zal smeren |
zult insmeren in zult smeren |
zal insmeren in zal smeren |
zullen insmeren in zullen smeren |
zullen insmeren in zullen smeren |
zullen insmeren in zullen smeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou insmeren in zou smeren |
zou insmeren in zou smeren |
zou(dt) insmeren in zou(dt) smeren |
zoudt insmeren in zoudt smeren |
zou insmeren in zou smeren |
zouden insmeren in zouden smeren |
zouden insmeren in zouden smeren |
zouden insmeren in zouden smeren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb ingesmeerd | hebt ingesmeerd | hebt/heeft ingesmeerd | hebt ingesmeerd | heeft ingesmeerd | hebben ingesmeerd | hebben ingesmeerd | hebben ingesmeerd | |||
verleden (v.v.t.) | had ingesmeerd | had ingesmeerd | had ingesmeerd | hadt ingesmeerd | had ingesmeerd | hadden ingesmeerd | hadden ingesmeerd | hadden ingesmeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ingesmeerd hebben | zal/zult ingesmeerd hebben | zult/zal ingesmeerd hebben | zult ingesmeerd hebben | zal ingesmeerd hebben | zullen ingesmeerd hebben | zullen ingesmeerd hebben | zullen ingesmeerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ingesmeerd hebben | zou ingesmeerd hebben | zou/zoudt ingesmeerd hebben | zoudt ingesmeerd hebben | zou ingesmeerd hebben | zouden ingesmeerd hebben | zouden ingesmeerd hebben | zouden ingesmeerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm ingesmeerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt ingesmeerd | er is ingesmeerd | |||||||||
verleden | er werd ingesmeerd | er was ingesmeerd | |||||||||
toekomend | er zal ingesmeerd worden | er zal ingesmeerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou ingesmeerd worden | er zou ingesmeerd zijn | |||||||||
lijdende vorm ingesmeerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ingesmeerd worden | ingesmeerd te worden | ||||||||
toekomend | ingesmeerd zullen worden | ingesmeerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | ingesmeerd zijn | ingesmeerd te zijn | ||||||||
toekomend | ingesmeerd zullen zijn | ingesmeerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word ingesmeerd | wordt ingesmeerd | wordt ingesmeerd | wordt ingesmeerd | wordt ingesmeerd | worden ingesmeerd | worden ingesmeerd | worden ingesmeerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd ingesmeerd | werd ingesmeerd | werd ingesmeerd | werdt ingesmeerd | werd ingesmeerd | werden ingesmeerd | werden ingesmeerd | werden ingesmeerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ingesmeerd worden | zult ingesmeerd worden | zult ingesmeerd worden | zult ingesmeerd worden | zal ingesmeerd worden | zullen ingesmeerd worden | zullen ingesmeerd worden | zullen ingesmeerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ingesmeerd worden | zou ingesmeerd worden | zou/zoudt ingesmeerd worden | zoudt ingesmeerd worden | zou ingesmeerd worden | zouden ingesmeerd worden | zouden ingesmeerd worden | zouden ingesmeerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben ingesmeerd | bent ingesmeerd | bent/is ingesmeerd | zijt ingesmeerd | is ingesmeerd | zijn ingesmeerd | zijn ingesmeerd | zijn ingesmeerd | |||
verleden (v.v.t.) | was ingesmeerd | was ingesmeerd | was ingesmeerd | waart ingesmeerd | was ingesmeerd | waren ingesmeerd | waren ingesmeerd | waren ingesmeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ingesmeerd zijn | zult ingesmeerd zijn | zult ingesmeerd zijn | zult ingesmeerd zijn | zal ingesmeerd zijn | zullen ingesmeerd zijn | zullen ingesmeerd zijn | zullen ingesmeerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ingesmeerd zijn | zou ingesmeerd zijn | zou/zoudt ingesmeerd zijn | zoudt ingesmeerd zijn | zou ingesmeerd zijn | zouden ingesmeerd zijn | zouden ingesmeerd zijn | zouden ingesmeerd zijn |