vervoeging van de bedrijvende vorm van instigeren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | instigeren | te instigeren | ||||||||
toekomend | zullen instigeren | te zullen instigeren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geïnstigeerd | te hebben geïnstigeerd | ||||||||
toekomend | geïnstigeerd zullen hebben | geïnstigeerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
instigerend | geïnstigeerd | ev. instigeer |
mv. verouderd instigeert |
instigere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | instigeer | instigeert | instigeert | instigeert | instigeert | instigeren | instigeren | instigeren | |||
verleden (o.v.t.) | instigeerde | instigeerde | instigeerde | instigeerde | instigeerde | instigeerden | instigeerden | instigeerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal instigeren | zult/zal instigeren | zult/zal instigeren | zult instigeren | zal instigeren | zullen instigeren | zullen instigeren | zullen instigeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou instigeren | zou instigeren | zou(dt) instigeren | zoudt instigeren | zou instigeren | zouden instigeren | zouden instigeren | zouden instigeren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geïnstigeerd | hebt geïnstigeerd | hebt/heeft geïnstigeerd | hebt geïnstigeerd | heeft geïnstigeerd | hebben geïnstigeerd | hebben geïnstigeerd | hebben geïnstigeerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geïnstigeerd | had geïnstigeerd | had geïnstigeerd | hadt geïnstigeerd | had geïnstigeerd | hadden geïnstigeerd | hadden geïnstigeerd | hadden geïnstigeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geïnstigeerd hebben | zal/zult geïnstigeerd hebben | zult/zal geïnstigeerd hebben | zult geïnstigeerd hebben | zal geïnstigeerd hebben | zullen geïnstigeerd hebben | zullen geïnstigeerd hebben | zullen geïnstigeerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geïnstigeerd hebben | zou geïnstigeerd hebben | zou/zoudt geïnstigeerd hebben | zoudt geïnstigeerd hebben | zou geïnstigeerd hebben | zouden geïnstigeerd hebben | zouden geïnstigeerd hebben | zouden geïnstigeerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geïnstigeerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geïnstigeerd | er is geïnstigeerd | |||||||||
verleden | er werd geïnstigeerd | er was geïnstigeerd | |||||||||
toekomend | er zal geïnstigeerd worden | er zal geïnstigeerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geïnstigeerd worden | er zou geïnstigeerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geïnstigeerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geïnstigeerd worden | geïnstigeerd te worden | ||||||||
toekomend | geïnstigeerd zullen worden | geïnstigeerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geïnstigeerd zijn | geïnstigeerd te zijn | ||||||||
toekomend | geïnstigeerd zullen zijn | geïnstigeerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geïnstigeerd | wordt geïnstigeerd | wordt geïnstigeerd | wordt geïnstigeerd | wordt geïnstigeerd | worden geïnstigeerd | worden geïnstigeerd | worden geïnstigeerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geïnstigeerd | werd geïnstigeerd | werd geïnstigeerd | werdt geïnstigeerd | werd geïnstigeerd | werden geïnstigeerd | werden geïnstigeerd | werden geïnstigeerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geïnstigeerd worden | zult geïnstigeerd worden | zult geïnstigeerd worden | zult geïnstigeerd worden | zal geïnstigeerd worden | zullen geïnstigeerd worden | zullen geïnstigeerd worden | zullen geïnstigeerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geïnstigeerd worden | zou geïnstigeerd worden | zou/zoudt geïnstigeerd worden | zoudt geïnstigeerd worden | zou geïnstigeerd worden | zouden geïnstigeerd worden | zouden geïnstigeerd worden | zouden geïnstigeerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geïnstigeerd | bent geïnstigeerd | bent/is geïnstigeerd | zijt geïnstigeerd | is geïnstigeerd | zijn geïnstigeerd | zijn geïnstigeerd | zijn geïnstigeerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geïnstigeerd | was geïnstigeerd | was geïnstigeerd | waart geïnstigeerd | was geïnstigeerd | waren geïnstigeerd | waren geïnstigeerd | waren geïnstigeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geïnstigeerd zijn | zult geïnstigeerd zijn | zult geïnstigeerd zijn | zult geïnstigeerd zijn | zal geïnstigeerd zijn | zullen geïnstigeerd zijn | zullen geïnstigeerd zijn | zullen geïnstigeerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geïnstigeerd zijn | zou geïnstigeerd zijn | zou/zoudt geïnstigeerd zijn | zoudt geïnstigeerd zijn | zou geïnstigeerd zijn | zouden geïnstigeerd zijn | zouden geïnstigeerd zijn | zouden geïnstigeerd zijn |