vervoeging van de bedrijvende vorm van instoppen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | instoppen | in te stoppen | ||||||||
toekomend | zullen instoppen in zullen stoppen |
te zullen instoppen in te zullen stoppen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben ingestopt | te hebben ingestopt | ||||||||
toekomend | ingestopt zullen hebben | ingestopt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
instoppend | ingestopt | ev. stop in |
mv. verouderd stopt in |
stoppe in (bijzin) instoppe | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | stop in | stopt in | stopt in | stopt in | stopt in | stoppen in | stoppen in | stoppen in | |||
verleden (o.v.t.) | stopte in | stopte in | stopte in | stopte in | stopte in | stopten in | stopten in | stopten in | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal instoppen | zult/zal instoppen | zult/zal instoppen | zult instoppen | zal instoppen | zullen instoppen | zullen instoppen | zullen instoppen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou instoppen | zou instoppen | zou(dt) instoppen | zoudt instoppen | zou instoppen | zouden instoppen | zouden instoppen | zouden instoppen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | instop | instopt | instopt | instopt | instopt | instoppen | instoppen | instoppen | |||
verleden (o.v.t.) | instopte | instopte | instopte | instopte | instopte | instopten | instopten | instopten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal instoppen in zal stoppen |
zult/zal instoppen in zult/zal stoppen |
zult/zal instoppen in zult/zal stoppen |
zult instoppen in zult stoppen |
zal instoppen in zal stoppen |
zullen instoppen in zullen stoppen |
zullen instoppen in zullen stoppen |
zullen instoppen in zullen stoppen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou instoppen in zou stoppen |
zou instoppen in zou stoppen |
zou(dt) instoppen in zou(dt) stoppen |
zoudt instoppen in zoudt stoppen |
zou instoppen in zou stoppen |
zouden instoppen in zouden stoppen |
zouden instoppen in zouden stoppen |
zouden instoppen in zouden stoppen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb ingestopt | hebt ingestopt | hebt/heeft ingestopt | hebt ingestopt | heeft ingestopt | hebben ingestopt | hebben ingestopt | hebben ingestopt | |||
verleden (v.v.t.) | had ingestopt | had ingestopt | had ingestopt | hadt ingestopt | had ingestopt | hadden ingestopt | hadden ingestopt | hadden ingestopt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ingestopt hebben | zal/zult ingestopt hebben | zult/zal ingestopt hebben | zult ingestopt hebben | zal ingestopt hebben | zullen ingestopt hebben | zullen ingestopt hebben | zullen ingestopt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ingestopt hebben | zou ingestopt hebben | zou/zoudt ingestopt hebben | zoudt ingestopt hebben | zou ingestopt hebben | zouden ingestopt hebben | zouden ingestopt hebben | zouden ingestopt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm ingestopt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt ingestopt | er is ingestopt | |||||||||
verleden | er werd ingestopt | er was ingestopt | |||||||||
toekomend | er zal ingestopt worden | er zal ingestopt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou ingestopt worden | er zou ingestopt zijn | |||||||||
lijdende vorm ingestopt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ingestopt worden | ingestopt te worden | ||||||||
toekomend | ingestopt zullen worden | ingestopt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | ingestopt zijn | ingestopt te zijn | ||||||||
toekomend | ingestopt zullen zijn | ingestopt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word ingestopt | wordt ingestopt | wordt ingestopt | wordt ingestopt | wordt ingestopt | worden ingestopt | worden ingestopt | worden ingestopt | |||
verleden (o.v.t.) | werd ingestopt | werd ingestopt | werd ingestopt | werdt ingestopt | werd ingestopt | werden ingestopt | werden ingestopt | werden ingestopt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ingestopt worden | zult ingestopt worden | zult ingestopt worden | zult ingestopt worden | zal ingestopt worden | zullen ingestopt worden | zullen ingestopt worden | zullen ingestopt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ingestopt worden | zou ingestopt worden | zou/zoudt ingestopt worden | zoudt ingestopt worden | zou ingestopt worden | zouden ingestopt worden | zouden ingestopt worden | zouden ingestopt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben ingestopt | bent ingestopt | bent/is ingestopt | zijt ingestopt | is ingestopt | zijn ingestopt | zijn ingestopt | zijn ingestopt | |||
verleden (v.v.t.) | was ingestopt | was ingestopt | was ingestopt | waart ingestopt | was ingestopt | waren ingestopt | waren ingestopt | waren ingestopt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ingestopt zijn | zult ingestopt zijn | zult ingestopt zijn | zult ingestopt zijn | zal ingestopt zijn | zullen ingestopt zijn | zullen ingestopt zijn | zullen ingestopt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ingestopt zijn | zou ingestopt zijn | zou/zoudt ingestopt zijn | zoudt ingestopt zijn | zou ingestopt zijn | zouden ingestopt zijn | zouden ingestopt zijn | zouden ingestopt zijn |