vervoeging van de bedrijvende vorm van invliegen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | invliegen | in te vliegen | ||||||||
toekomend | zullen invliegen in zullen vliegen |
te zullen invliegen in te zullen vliegen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | zijn ingevlogen | te zijn ingevlogen | ||||||||
toekomend | ingevlogen zullen zijn | ingevlogen te zullen zijn | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
invliegend | ingevlogen | ev. vlieg in |
mv. verouderd vliegt in |
vliege in (bijzin) invliege | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | vlieg in | vliegt in | vliegt in | vliegt in | vliegt in | vliegen in | vliegen in | vliegen in | |||
verleden (o.v.t.) | vloog in | vloog in | vloog in | vloogt in | vloog in | vlogen in | vlogen in | vlogen in | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal invliegen | zult/zal invliegen | zult/zal invliegen | zult invliegen | zal invliegen | zullen invliegen | zullen invliegen | zullen invliegen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou invliegen | zou invliegen | zou(dt) invliegen | zoudt invliegen | zou invliegen | zouden invliegen | zouden invliegen | zouden invliegen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | invlieg | invliegt | invliegt | invliegt | invliegt | invliegen | invliegen | invliegen | |||
verleden (o.v.t.) | invloog | invloog | invloog | invloogt | invloog | invlogen | invlogen | invlogen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal invliegen in zal vliegen |
zult/zal invliegen in zult/zal vliegen |
zult/zal invliegen in zult/zal vliegen |
zult invliegen in zult vliegen |
zal invliegen in zal vliegen |
zullen invliegen in zullen vliegen |
zullen invliegen in zullen vliegen |
zullen invliegen in zullen vliegen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou invliegen in zou vliegen |
zou invliegen in zou vliegen |
zou(dt) invliegen in zou(dt) vliegen |
zoudt invliegen in zoudt vliegen |
zou invliegen in zou vliegen |
zouden invliegen in zouden vliegen |
zouden invliegen in zouden vliegen |
zouden invliegen in zouden vliegen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben ingevlogen | bent ingevlogen | bent/is ingevlogen | zijt ingevlogen | is ingevlogen | zijn ingevlogen | zijn ingevlogen | zijn ingevlogen | |||
verleden (v.v.t.) | was ingevlogen | was ingevlogen | was ingevlogen | waart ingevlogen | was ingevlogen | waren ingevlogen | waren ingevlogen | waren ingevlogen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ingevlogen zijn | zal/zult ingevlogen zijn | zult/zal ingevlogen zijn | zult ingevlogen zijn | zal ingevlogen zijn | zullen ingevlogen zijn | zullen ingevlogen zijn | zullen ingevlogen zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ingevlogen zijn | zou ingevlogen zijn | zou/zoudt ingevlogen zijn | zoudt ingevlogen zijn | zou ingevlogen zijn | zouden ingevlogen zijn | zouden ingevlogen zijn | zouden ingevlogen zijn | |||
onpersoonlijke lijdende vorm ingevlogen worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt ingevlogen | er is ingevlogen | |||||||||
verleden | er werd ingevlogen | er was ingevlogen | |||||||||
toekomend | er zal ingevlogen worden | er zal ingevlogen zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou ingevlogen worden | er zou ingevlogen zijn | |||||||||
lijdende vorm ingevlogen worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ingevlogen worden | ingevlogen te worden | ||||||||
toekomend | ingevlogen zullen worden | ingevlogen te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | ingevlogen zijn | ingevlogen te zijn | ||||||||
toekomend | ingevlogen zullen zijn | ingevlogen te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word ingevlogen | wordt ingevlogen | wordt ingevlogen | wordt ingevlogen | wordt ingevlogen | worden ingevlogen | worden ingevlogen | worden ingevlogen | |||
verleden (o.v.t.) | werd ingevlogen | werd ingevlogen | werd ingevlogen | werdt ingevlogen | werd ingevlogen | werden ingevlogen | werden ingevlogen | werden ingevlogen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ingevlogen worden | zult ingevlogen worden | zult ingevlogen worden | zult ingevlogen worden | zal ingevlogen worden | zullen ingevlogen worden | zullen ingevlogen worden | zullen ingevlogen worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ingevlogen worden | zou ingevlogen worden | zou/zoudt ingevlogen worden | zoudt ingevlogen worden | zou ingevlogen worden | zouden ingevlogen worden | zouden ingevlogen worden | zouden ingevlogen worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben ingevlogen | bent ingevlogen | bent/is ingevlogen | zijt ingevlogen | is ingevlogen | zijn ingevlogen | zijn ingevlogen | zijn ingevlogen | |||
verleden (v.v.t.) | was ingevlogen | was ingevlogen | was ingevlogen | waart ingevlogen | was ingevlogen | waren ingevlogen | waren ingevlogen | waren ingevlogen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ingevlogen zijn | zult ingevlogen zijn | zult ingevlogen zijn | zult ingevlogen zijn | zal ingevlogen zijn | zullen ingevlogen zijn | zullen ingevlogen zijn | zullen ingevlogen zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ingevlogen zijn | zou ingevlogen zijn | zou/zoudt ingevlogen zijn | zoudt ingevlogen zijn | zou ingevlogen zijn | zouden ingevlogen zijn | zouden ingevlogen zijn | zouden ingevlogen zijn |