vervoeging van de bedrijvende vorm van inzaaien | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | inzaaien | in te zaaien | ||||||||
toekomend | zullen inzaaien in zullen zaaien |
te zullen inzaaien in te zullen zaaien | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben ingezaaid | te hebben ingezaaid | ||||||||
toekomend | ingezaaid zullen hebben | ingezaaid te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
inzaaiend | ingezaaid | ev. zaai in |
mv. verouderd zaait in |
zaaie in (bijzin) inzaaie | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | zaai in | zaait in | zaait in | zaait in | zaait in | zaaien in | zaaien in | zaaien in | |||
verleden (o.v.t.) | zaaide in | zaaide in | zaaide in | zaaide in | zaaide in | zaaiden in | zaaiden in | zaaiden in | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal inzaaien | zult/zal inzaaien | zult/zal inzaaien | zult inzaaien | zal inzaaien | zullen inzaaien | zullen inzaaien | zullen inzaaien | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou inzaaien | zou inzaaien | zou(dt) inzaaien | zoudt inzaaien | zou inzaaien | zouden inzaaien | zouden inzaaien | zouden inzaaien | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | inzaai | inzaait | inzaait | inzaait | inzaait | inzaaien | inzaaien | inzaaien | |||
verleden (o.v.t.) | inzaaide | inzaaide | inzaaide | inzaaide | inzaaide | inzaaiden | inzaaiden | inzaaiden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal inzaaien in zal zaaien |
zult/zal inzaaien in zult/zal zaaien |
zult/zal inzaaien in zult/zal zaaien |
zult inzaaien in zult zaaien |
zal inzaaien in zal zaaien |
zullen inzaaien in zullen zaaien |
zullen inzaaien in zullen zaaien |
zullen inzaaien in zullen zaaien | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou inzaaien in zou zaaien |
zou inzaaien in zou zaaien |
zou(dt) inzaaien in zou(dt) zaaien |
zoudt inzaaien in zoudt zaaien |
zou inzaaien in zou zaaien |
zouden inzaaien in zouden zaaien |
zouden inzaaien in zouden zaaien |
zouden inzaaien in zouden zaaien | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb ingezaaid | hebt ingezaaid | hebt/heeft ingezaaid | hebt ingezaaid | heeft ingezaaid | hebben ingezaaid | hebben ingezaaid | hebben ingezaaid | |||
verleden (v.v.t.) | had ingezaaid | had ingezaaid | had ingezaaid | hadt ingezaaid | had ingezaaid | hadden ingezaaid | hadden ingezaaid | hadden ingezaaid | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ingezaaid hebben | zal/zult ingezaaid hebben | zult/zal ingezaaid hebben | zult ingezaaid hebben | zal ingezaaid hebben | zullen ingezaaid hebben | zullen ingezaaid hebben | zullen ingezaaid hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ingezaaid hebben | zou ingezaaid hebben | zou/zoudt ingezaaid hebben | zoudt ingezaaid hebben | zou ingezaaid hebben | zouden ingezaaid hebben | zouden ingezaaid hebben | zouden ingezaaid hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm ingezaaid worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt ingezaaid | er is ingezaaid | |||||||||
verleden | er werd ingezaaid | er was ingezaaid | |||||||||
toekomend | er zal ingezaaid worden | er zal ingezaaid zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou ingezaaid worden | er zou ingezaaid zijn | |||||||||
lijdende vorm ingezaaid worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ingezaaid worden | ingezaaid te worden | ||||||||
toekomend | ingezaaid zullen worden | ingezaaid te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | ingezaaid zijn | ingezaaid te zijn | ||||||||
toekomend | ingezaaid zullen zijn | ingezaaid te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word ingezaaid | wordt ingezaaid | wordt ingezaaid | wordt ingezaaid | wordt ingezaaid | worden ingezaaid | worden ingezaaid | worden ingezaaid | |||
verleden (o.v.t.) | werd ingezaaid | werd ingezaaid | werd ingezaaid | werdt ingezaaid | werd ingezaaid | werden ingezaaid | werden ingezaaid | werden ingezaaid | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ingezaaid worden | zult ingezaaid worden | zult ingezaaid worden | zult ingezaaid worden | zal ingezaaid worden | zullen ingezaaid worden | zullen ingezaaid worden | zullen ingezaaid worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ingezaaid worden | zou ingezaaid worden | zou/zoudt ingezaaid worden | zoudt ingezaaid worden | zou ingezaaid worden | zouden ingezaaid worden | zouden ingezaaid worden | zouden ingezaaid worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben ingezaaid | bent ingezaaid | bent/is ingezaaid | zijt ingezaaid | is ingezaaid | zijn ingezaaid | zijn ingezaaid | zijn ingezaaid | |||
verleden (v.v.t.) | was ingezaaid | was ingezaaid | was ingezaaid | waart ingezaaid | was ingezaaid | waren ingezaaid | waren ingezaaid | waren ingezaaid | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ingezaaid zijn | zult ingezaaid zijn | zult ingezaaid zijn | zult ingezaaid zijn | zal ingezaaid zijn | zullen ingezaaid zijn | zullen ingezaaid zijn | zullen ingezaaid zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ingezaaid zijn | zou ingezaaid zijn | zou/zoudt ingezaaid zijn | zoudt ingezaaid zijn | zou ingezaaid zijn | zouden ingezaaid zijn | zouden ingezaaid zijn | zouden ingezaaid zijn |