vervoeging van de bedrijvende vorm van irrigeren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | irrigeren | te irrigeren | ||||||||
toekomend | zullen irrigeren | te zullen irrigeren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geïrrigeerd | te hebben geïrrigeerd | ||||||||
toekomend | geïrrigeerd zullen hebben | geïrrigeerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
irrigerend | geïrrigeerd | ev. irrigeer |
mv. verouderd irrigeert |
irrigere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | irrigeer | irrigeert | irrigeert | irrigeert | irrigeert | irrigeren | irrigeren | irrigeren | |||
verleden (o.v.t.) | irrigeerde | irrigeerde | irrigeerde | irrigeerde | irrigeerde | irrigeerden | irrigeerden | irrigeerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal irrigeren | zult/zal irrigeren | zult/zal irrigeren | zult irrigeren | zal irrigeren | zullen irrigeren | zullen irrigeren | zullen irrigeren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou irrigeren | zou irrigeren | zou(dt) irrigeren | zoudt irrigeren | zou irrigeren | zouden irrigeren | zouden irrigeren | zouden irrigeren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geïrrigeerd | hebt geïrrigeerd | hebt/heeft geïrrigeerd | hebt geïrrigeerd | heeft geïrrigeerd | hebben geïrrigeerd | hebben geïrrigeerd | hebben geïrrigeerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geïrrigeerd | had geïrrigeerd | had geïrrigeerd | hadt geïrrigeerd | had geïrrigeerd | hadden geïrrigeerd | hadden geïrrigeerd | hadden geïrrigeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geïrrigeerd hebben | zal/zult geïrrigeerd hebben | zult/zal geïrrigeerd hebben | zult geïrrigeerd hebben | zal geïrrigeerd hebben | zullen geïrrigeerd hebben | zullen geïrrigeerd hebben | zullen geïrrigeerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geïrrigeerd hebben | zou geïrrigeerd hebben | zou/zoudt geïrrigeerd hebben | zoudt geïrrigeerd hebben | zou geïrrigeerd hebben | zouden geïrrigeerd hebben | zouden geïrrigeerd hebben | zouden geïrrigeerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geïrrigeerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geïrrigeerd | er is geïrrigeerd | |||||||||
verleden | er werd geïrrigeerd | er was geïrrigeerd | |||||||||
toekomend | er zal geïrrigeerd worden | er zal geïrrigeerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geïrrigeerd worden | er zou geïrrigeerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geïrrigeerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geïrrigeerd worden | geïrrigeerd te worden | ||||||||
toekomend | geïrrigeerd zullen worden | geïrrigeerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geïrrigeerd zijn | geïrrigeerd te zijn | ||||||||
toekomend | geïrrigeerd zullen zijn | geïrrigeerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geïrrigeerd | wordt geïrrigeerd | wordt geïrrigeerd | wordt geïrrigeerd | wordt geïrrigeerd | worden geïrrigeerd | worden geïrrigeerd | worden geïrrigeerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geïrrigeerd | werd geïrrigeerd | werd geïrrigeerd | werdt geïrrigeerd | werd geïrrigeerd | werden geïrrigeerd | werden geïrrigeerd | werden geïrrigeerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geïrrigeerd worden | zult geïrrigeerd worden | zult geïrrigeerd worden | zult geïrrigeerd worden | zal geïrrigeerd worden | zullen geïrrigeerd worden | zullen geïrrigeerd worden | zullen geïrrigeerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geïrrigeerd worden | zou geïrrigeerd worden | zou/zoudt geïrrigeerd worden | zoudt geïrrigeerd worden | zou geïrrigeerd worden | zouden geïrrigeerd worden | zouden geïrrigeerd worden | zouden geïrrigeerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geïrrigeerd | bent geïrrigeerd | bent/is geïrrigeerd | zijt geïrrigeerd | is geïrrigeerd | zijn geïrrigeerd | zijn geïrrigeerd | zijn geïrrigeerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geïrrigeerd | was geïrrigeerd | was geïrrigeerd | waart geïrrigeerd | was geïrrigeerd | waren geïrrigeerd | waren geïrrigeerd | waren geïrrigeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geïrrigeerd zijn | zult geïrrigeerd zijn | zult geïrrigeerd zijn | zult geïrrigeerd zijn | zal geïrrigeerd zijn | zullen geïrrigeerd zijn | zullen geïrrigeerd zijn | zullen geïrrigeerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geïrrigeerd zijn | zou geïrrigeerd zijn | zou/zoudt geïrrigeerd zijn | zoudt geïrrigeerd zijn | zou geïrrigeerd zijn | zouden geïrrigeerd zijn | zouden geïrrigeerd zijn | zouden geïrrigeerd zijn |