vervoeging van de bedrijvende vorm van islamiseren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | islamiseren | te islamiseren | ||||||||
toekomend | zullen islamiseren | te zullen islamiseren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geïslamiseerd | te hebben geïslamiseerd | ||||||||
toekomend | geïslamiseerd zullen hebben | geïslamiseerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
islamiserend | geïslamiseerd | ev. islamiseer |
mv. verouderd islamiseert |
islamisere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | islamiseer | islamiseert | islamiseert | islamiseert | islamiseert | islamiseren | islamiseren | islamiseren | |||
verleden (o.v.t.) | islamiseerde | islamiseerde | islamiseerde | islamiseerde | islamiseerde | islamiseerden | islamiseerden | islamiseerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal islamiseren | zult/zal islamiseren | zult/zal islamiseren | zult islamiseren | zal islamiseren | zullen islamiseren | zullen islamiseren | zullen islamiseren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou islamiseren | zou islamiseren | zou(dt) islamiseren | zoudt islamiseren | zou islamiseren | zouden islamiseren | zouden islamiseren | zouden islamiseren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geïslamiseerd | hebt geïslamiseerd | hebt/heeft geïslamiseerd | hebt geïslamiseerd | heeft geïslamiseerd | hebben geïslamiseerd | hebben geïslamiseerd | hebben geïslamiseerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geïslamiseerd | had geïslamiseerd | had geïslamiseerd | hadt geïslamiseerd | had geïslamiseerd | hadden geïslamiseerd | hadden geïslamiseerd | hadden geïslamiseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geïslamiseerd hebben | zal/zult geïslamiseerd hebben | zult/zal geïslamiseerd hebben | zult geïslamiseerd hebben | zal geïslamiseerd hebben | zullen geïslamiseerd hebben | zullen geïslamiseerd hebben | zullen geïslamiseerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geïslamiseerd hebben | zou geïslamiseerd hebben | zou/zoudt geïslamiseerd hebben | zoudt geïslamiseerd hebben | zou geïslamiseerd hebben | zouden geïslamiseerd hebben | zouden geïslamiseerd hebben | zouden geïslamiseerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geïslamiseerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geïslamiseerd | er is geïslamiseerd | |||||||||
verleden | er werd geïslamiseerd | er was geïslamiseerd | |||||||||
toekomend | er zal geïslamiseerd worden | er zal geïslamiseerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geïslamiseerd worden | er zou geïslamiseerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geïslamiseerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geïslamiseerd worden | geïslamiseerd te worden | ||||||||
toekomend | geïslamiseerd zullen worden | geïslamiseerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geïslamiseerd zijn | geïslamiseerd te zijn | ||||||||
toekomend | geïslamiseerd zullen zijn | geïslamiseerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geïslamiseerd | wordt geïslamiseerd | wordt geïslamiseerd | wordt geïslamiseerd | wordt geïslamiseerd | worden geïslamiseerd | worden geïslamiseerd | worden geïslamiseerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geïslamiseerd | werd geïslamiseerd | werd geïslamiseerd | werdt geïslamiseerd | werd geïslamiseerd | werden geïslamiseerd | werden geïslamiseerd | werden geïslamiseerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geïslamiseerd worden | zult geïslamiseerd worden | zult geïslamiseerd worden | zult geïslamiseerd worden | zal geïslamiseerd worden | zullen geïslamiseerd worden | zullen geïslamiseerd worden | zullen geïslamiseerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geïslamiseerd worden | zou geïslamiseerd worden | zou/zoudt geïslamiseerd worden | zoudt geïslamiseerd worden | zou geïslamiseerd worden | zouden geïslamiseerd worden | zouden geïslamiseerd worden | zouden geïslamiseerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geïslamiseerd | bent geïslamiseerd | bent/is geïslamiseerd | zijt geïslamiseerd | is geïslamiseerd | zijn geïslamiseerd | zijn geïslamiseerd | zijn geïslamiseerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geïslamiseerd | was geïslamiseerd | was geïslamiseerd | waart geïslamiseerd | was geïslamiseerd | waren geïslamiseerd | waren geïslamiseerd | waren geïslamiseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geïslamiseerd zijn | zult geïslamiseerd zijn | zult geïslamiseerd zijn | zult geïslamiseerd zijn | zal geïslamiseerd zijn | zullen geïslamiseerd zijn | zullen geïslamiseerd zijn | zullen geïslamiseerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geïslamiseerd zijn | zou geïslamiseerd zijn | zou/zoudt geïslamiseerd zijn | zoudt geïslamiseerd zijn | zou geïslamiseerd zijn | zouden geïslamiseerd zijn | zouden geïslamiseerd zijn | zouden geïslamiseerd zijn |