judassen/vervoeging

Hallo, je bent hier gekomen op zoek naar de betekenis van het woord judassen/vervoeging. In DICTIOUS vind je niet alleen alle woordenboekbetekenissen van het woord judassen/vervoeging, maar kom je ook meer te weten over de etymologie, de kenmerken en hoe je judassen/vervoeging in enkelvoud en meervoud uitspreekt. Alles wat je moet weten over het woord judassen/vervoeging is hier. De definitie van het woord judassen/vervoeging zal u helpen preciezer en correcter te zijn bij het spreken of schrijven van uw teksten. Kennis van de definitie vanjudassen/vervoeging, maar ook van die van andere woorden, verrijkt uw woordenschat en verschaft u meer en betere taalkundige bronnen.
vervoeging van de bedrijvende vorm van judassen
onbepaalde wijs kort lang
onvoltooid tegenwoordig judassen te judassen
toekomend zullen judassen te zullen judassen
voltooid tegenwoordig hebben gejudast te hebben gejudast
toekomend gejudast zullen hebben gejudast te zullen hebben
onvoltooid deelwoord voltooid deelwoord gebiedende wijs aanvoegende wijs
judassend gejudast ev.
judas		 mv. verouderd
judast		 judasse
aantonende wijs enkelvoud meervoud
onvoltooid eerste tweede derde eerste tweede derde
ik jij, je u gij, ge hij, zij, het wij, we jullie zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.) judas judast judast judast judast judassen judassen judassen
verleden (o.v.t.) judaste judaste judaste judaste judaste judasten judasten judasten
toekomend (o.t.t.t.) zal judassen zult/zal judassen zult/zal judassen zult judassen zal judassen zullen judassen zullen judassen zullen judassen
voorwaardelijk (o.v.t.t.) zou judassen zou judassen zou(dt) judassen zoudt judassen zou judassen zouden judassen zouden judassen zouden judassen
voltooid eerste tweede derde eerste tweede derde
ik jij, je u gij hij, zij, het wij jullie zij
tegenwoordig (v.t.t.) heb gejudast hebt gejudast hebt/heeft gejudast hebt gejudast heeft gejudast hebben gejudast hebben gejudast hebben gejudast
verleden (v.v.t.) had gejudast had gejudast had gejudast hadt gejudast had gejudast hadden gejudast hadden gejudast hadden gejudast
toekomend (v.t.t.t.) zal gejudast hebben zal/zult gejudast hebben zult/zal gejudast hebben zult gejudast hebben zal gejudast hebben zullen gejudast hebben zullen gejudast hebben zullen gejudast hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.) zou gejudast hebben zou gejudast hebben zou/zoudt gejudast hebben zoudt gejudast hebben zou gejudast hebben zouden gejudast hebben zouden gejudast hebben zouden gejudast hebben
onpersoonlijke lijdende vorm gejudast worden
onvoltooid voltooid
tegenwoordig er wordt gejudast er is gejudast
verleden er werd gejudast er was gejudast
toekomend er zal gejudast worden er zal gejudast zijn
voorwaardelijk er zou gejudast worden er zou gejudast zijn


Enciclo
Wikious
Sapientia
Scientia
Boobota
Anandapedia
Sagapedia
Wikithot