vervoeging van de bedrijvende vorm van kanaliseren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | kanaliseren | te kanaliseren | ||||||||
toekomend | zullen kanaliseren | te zullen kanaliseren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gekanaliseerd | te hebben gekanaliseerd | ||||||||
toekomend | gekanaliseerd zullen hebben | gekanaliseerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
kanaliserend | gekanaliseerd | ev. kanaliseer |
mv. verouderd kanaliseert |
kanalisere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | kanaliseer | kanaliseert | kanaliseert | kanaliseert | kanaliseert | kanaliseren | kanaliseren | kanaliseren | |||
verleden (o.v.t.) | kanaliseerde | kanaliseerde | kanaliseerde | kanaliseerde | kanaliseerde | kanaliseerden | kanaliseerden | kanaliseerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal kanaliseren | zult/zal kanaliseren | zult/zal kanaliseren | zult kanaliseren | zal kanaliseren | zullen kanaliseren | zullen kanaliseren | zullen kanaliseren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou kanaliseren | zou kanaliseren | zou(dt) kanaliseren | zoudt kanaliseren | zou kanaliseren | zouden kanaliseren | zouden kanaliseren | zouden kanaliseren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gekanaliseerd | hebt gekanaliseerd | hebt/heeft gekanaliseerd | hebt gekanaliseerd | heeft gekanaliseerd | hebben gekanaliseerd | hebben gekanaliseerd | hebben gekanaliseerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gekanaliseerd | had gekanaliseerd | had gekanaliseerd | hadt gekanaliseerd | had gekanaliseerd | hadden gekanaliseerd | hadden gekanaliseerd | hadden gekanaliseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gekanaliseerd hebben | zal/zult gekanaliseerd hebben | zult/zal gekanaliseerd hebben | zult gekanaliseerd hebben | zal gekanaliseerd hebben | zullen gekanaliseerd hebben | zullen gekanaliseerd hebben | zullen gekanaliseerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gekanaliseerd hebben | zou gekanaliseerd hebben | zou/zoudt gekanaliseerd hebben | zoudt gekanaliseerd hebben | zou gekanaliseerd hebben | zouden gekanaliseerd hebben | zouden gekanaliseerd hebben | zouden gekanaliseerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gekanaliseerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gekanaliseerd | er is gekanaliseerd | |||||||||
verleden | er werd gekanaliseerd | er was gekanaliseerd | |||||||||
toekomend | er zal gekanaliseerd worden | er zal gekanaliseerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gekanaliseerd worden | er zou gekanaliseerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gekanaliseerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gekanaliseerd worden | gekanaliseerd te worden | ||||||||
toekomend | gekanaliseerd zullen worden | gekanaliseerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gekanaliseerd zijn | gekanaliseerd te zijn | ||||||||
toekomend | gekanaliseerd zullen zijn | gekanaliseerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gekanaliseerd | wordt gekanaliseerd | wordt gekanaliseerd | wordt gekanaliseerd | wordt gekanaliseerd | worden gekanaliseerd | worden gekanaliseerd | worden gekanaliseerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gekanaliseerd | werd gekanaliseerd | werd gekanaliseerd | werdt gekanaliseerd | werd gekanaliseerd | werden gekanaliseerd | werden gekanaliseerd | werden gekanaliseerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gekanaliseerd worden | zult gekanaliseerd worden | zult gekanaliseerd worden | zult gekanaliseerd worden | zal gekanaliseerd worden | zullen gekanaliseerd worden | zullen gekanaliseerd worden | zullen gekanaliseerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gekanaliseerd worden | zou gekanaliseerd worden | zou/zoudt gekanaliseerd worden | zoudt gekanaliseerd worden | zou gekanaliseerd worden | zouden gekanaliseerd worden | zouden gekanaliseerd worden | zouden gekanaliseerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gekanaliseerd | bent gekanaliseerd | bent/is gekanaliseerd | zijt gekanaliseerd | is gekanaliseerd | zijn gekanaliseerd | zijn gekanaliseerd | zijn gekanaliseerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gekanaliseerd | was gekanaliseerd | was gekanaliseerd | waart gekanaliseerd | was gekanaliseerd | waren gekanaliseerd | waren gekanaliseerd | waren gekanaliseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gekanaliseerd zijn | zult gekanaliseerd zijn | zult gekanaliseerd zijn | zult gekanaliseerd zijn | zal gekanaliseerd zijn | zullen gekanaliseerd zijn | zullen gekanaliseerd zijn | zullen gekanaliseerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gekanaliseerd zijn | zou gekanaliseerd zijn | zou/zoudt gekanaliseerd zijn | zoudt gekanaliseerd zijn | zou gekanaliseerd zijn | zouden gekanaliseerd zijn | zouden gekanaliseerd zijn | zouden gekanaliseerd zijn |