vervoeging van de bedrijvende vorm van kandideren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | kandideren | te kandideren | ||||||||
toekomend | zullen kandideren | te zullen kandideren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gekandideerd | te hebben gekandideerd | ||||||||
toekomend | gekandideerd zullen hebben | gekandideerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
kandiderend | gekandideerd | ev. kandideer |
mv. verouderd kandideert |
kandidere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | kandideer | kandideert | kandideert | kandideert | kandideert | kandideren | kandideren | kandideren | |||
verleden (o.v.t.) | kandideerde | kandideerde | kandideerde | kandideerde | kandideerde | kandideerden | kandideerden | kandideerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal kandideren | zult/zal kandideren | zult/zal kandideren | zult kandideren | zal kandideren | zullen kandideren | zullen kandideren | zullen kandideren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou kandideren | zou kandideren | zou(dt) kandideren | zoudt kandideren | zou kandideren | zouden kandideren | zouden kandideren | zouden kandideren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gekandideerd | hebt gekandideerd | hebt/heeft gekandideerd | hebt gekandideerd | heeft gekandideerd | hebben gekandideerd | hebben gekandideerd | hebben gekandideerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gekandideerd | had gekandideerd | had gekandideerd | hadt gekandideerd | had gekandideerd | hadden gekandideerd | hadden gekandideerd | hadden gekandideerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gekandideerd hebben | zal/zult gekandideerd hebben | zult/zal gekandideerd hebben | zult gekandideerd hebben | zal gekandideerd hebben | zullen gekandideerd hebben | zullen gekandideerd hebben | zullen gekandideerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gekandideerd hebben | zou gekandideerd hebben | zou/zoudt gekandideerd hebben | zoudt gekandideerd hebben | zou gekandideerd hebben | zouden gekandideerd hebben | zouden gekandideerd hebben | zouden gekandideerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gekandideerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gekandideerd | er is gekandideerd | |||||||||
verleden | er werd gekandideerd | er was gekandideerd | |||||||||
toekomend | er zal gekandideerd worden | er zal gekandideerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gekandideerd worden | er zou gekandideerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gekandideerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gekandideerd worden | gekandideerd te worden | ||||||||
toekomend | gekandideerd zullen worden | gekandideerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gekandideerd zijn | gekandideerd te zijn | ||||||||
toekomend | gekandideerd zullen zijn | gekandideerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gekandideerd | wordt gekandideerd | wordt gekandideerd | wordt gekandideerd | wordt gekandideerd | worden gekandideerd | worden gekandideerd | worden gekandideerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gekandideerd | werd gekandideerd | werd gekandideerd | werdt gekandideerd | werd gekandideerd | werden gekandideerd | werden gekandideerd | werden gekandideerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gekandideerd worden | zult gekandideerd worden | zult gekandideerd worden | zult gekandideerd worden | zal gekandideerd worden | zullen gekandideerd worden | zullen gekandideerd worden | zullen gekandideerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gekandideerd worden | zou gekandideerd worden | zou/zoudt gekandideerd worden | zoudt gekandideerd worden | zou gekandideerd worden | zouden gekandideerd worden | zouden gekandideerd worden | zouden gekandideerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gekandideerd | bent gekandideerd | bent/is gekandideerd | zijt gekandideerd | is gekandideerd | zijn gekandideerd | zijn gekandideerd | zijn gekandideerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gekandideerd | was gekandideerd | was gekandideerd | waart gekandideerd | was gekandideerd | waren gekandideerd | waren gekandideerd | waren gekandideerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gekandideerd zijn | zult gekandideerd zijn | zult gekandideerd zijn | zult gekandideerd zijn | zal gekandideerd zijn | zullen gekandideerd zijn | zullen gekandideerd zijn | zullen gekandideerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gekandideerd zijn | zou gekandideerd zijn | zou/zoudt gekandideerd zijn | zoudt gekandideerd zijn | zou gekandideerd zijn | zouden gekandideerd zijn | zouden gekandideerd zijn | zouden gekandideerd zijn |