vervoeging van de bedrijvende vorm van liquideren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | liquideren | te liquideren | ||||||||
toekomend | zullen liquideren | te zullen liquideren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geliquideerd | te hebben geliquideerd | ||||||||
toekomend | geliquideerd zullen hebben | geliquideerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
liquiderend | geliquideerd | ev. liquideer |
mv. verouderd liquideert |
liquidere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | liquideer | liquideert | liquideert | liquideert | liquideert | liquideren | liquideren | liquideren | |||
verleden (o.v.t.) | liquideerde | liquideerde | liquideerde | liquideerde | liquideerde | liquideerden | liquideerden | liquideerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal liquideren | zult/zal liquideren | zult/zal liquideren | zult liquideren | zal liquideren | zullen liquideren | zullen liquideren | zullen liquideren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou liquideren | zou liquideren | zou(dt) liquideren | zoudt liquideren | zou liquideren | zouden liquideren | zouden liquideren | zouden liquideren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geliquideerd | hebt geliquideerd | hebt/heeft geliquideerd | hebt geliquideerd | heeft geliquideerd | hebben geliquideerd | hebben geliquideerd | hebben geliquideerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geliquideerd | had geliquideerd | had geliquideerd | hadt geliquideerd | had geliquideerd | hadden geliquideerd | hadden geliquideerd | hadden geliquideerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geliquideerd hebben | zal/zult geliquideerd hebben | zult/zal geliquideerd hebben | zult geliquideerd hebben | zal geliquideerd hebben | zullen geliquideerd hebben | zullen geliquideerd hebben | zullen geliquideerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geliquideerd hebben | zou geliquideerd hebben | zou/zoudt geliquideerd hebben | zoudt geliquideerd hebben | zou geliquideerd hebben | zouden geliquideerd hebben | zouden geliquideerd hebben | zouden geliquideerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geliquideerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geliquideerd | er is geliquideerd | |||||||||
verleden | er werd geliquideerd | er was geliquideerd | |||||||||
toekomend | er zal geliquideerd worden | er zal geliquideerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geliquideerd worden | er zou geliquideerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geliquideerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geliquideerd worden | geliquideerd te worden | ||||||||
toekomend | geliquideerd zullen worden | geliquideerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geliquideerd zijn | geliquideerd te zijn | ||||||||
toekomend | geliquideerd zullen zijn | geliquideerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geliquideerd | wordt geliquideerd | wordt geliquideerd | wordt geliquideerd | wordt geliquideerd | worden geliquideerd | worden geliquideerd | worden geliquideerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geliquideerd | werd geliquideerd | werd geliquideerd | werdt geliquideerd | werd geliquideerd | werden geliquideerd | werden geliquideerd | werden geliquideerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geliquideerd worden | zult geliquideerd worden | zult geliquideerd worden | zult geliquideerd worden | zal geliquideerd worden | zullen geliquideerd worden | zullen geliquideerd worden | zullen geliquideerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geliquideerd worden | zou geliquideerd worden | zou/zoudt geliquideerd worden | zoudt geliquideerd worden | zou geliquideerd worden | zouden geliquideerd worden | zouden geliquideerd worden | zouden geliquideerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geliquideerd | bent geliquideerd | bent/is geliquideerd | zijt geliquideerd | is geliquideerd | zijn geliquideerd | zijn geliquideerd | zijn geliquideerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geliquideerd | was geliquideerd | was geliquideerd | waart geliquideerd | was geliquideerd | waren geliquideerd | waren geliquideerd | waren geliquideerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geliquideerd zijn | zult geliquideerd zijn | zult geliquideerd zijn | zult geliquideerd zijn | zal geliquideerd zijn | zullen geliquideerd zijn | zullen geliquideerd zijn | zullen geliquideerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geliquideerd zijn | zou geliquideerd zijn | zou/zoudt geliquideerd zijn | zoudt geliquideerd zijn | zou geliquideerd zijn | zouden geliquideerd zijn | zouden geliquideerd zijn | zouden geliquideerd zijn |