vervoeging van de bedrijvende vorm van losgooien | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | losgooien | los te gooien | ||||||||
toekomend | zullen losgooien los zullen gooien |
te zullen losgooien los te zullen gooien | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben losgegooid | te hebben losgegooid | ||||||||
toekomend | losgegooid zullen hebben | losgegooid te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
losgooiend | losgegooid | ev. gooi los |
mv. verouderd gooit los |
gooie los (bijzin) losgooie | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | gooi los | gooit los | gooit los | gooit los | gooit los | gooien los | gooien los | gooien los | |||
verleden (o.v.t.) | gooide los | gooide los | gooide los | gooide los | gooide los | gooiden los | gooiden los | gooiden los | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal losgooien | zult/zal losgooien | zult/zal losgooien | zult losgooien | zal losgooien | zullen losgooien | zullen losgooien | zullen losgooien | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou losgooien | zou losgooien | zou(dt) losgooien | zoudt losgooien | zou losgooien | zouden losgooien | zouden losgooien | zouden losgooien | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | losgooi | losgooit | losgooit | losgooit | losgooit | losgooien | losgooien | losgooien | |||
verleden (o.v.t.) | losgooide | losgooide | losgooide | losgooide | losgooide | losgooiden | losgooiden | losgooiden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal losgooien los zal gooien |
zult/zal losgooien los zult/zal gooien |
zult/zal losgooien los zult/zal gooien |
zult losgooien los zult gooien |
zal losgooien los zal gooien |
zullen losgooien los zullen gooien |
zullen losgooien los zullen gooien |
zullen losgooien los zullen gooien | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou losgooien los zou gooien |
zou losgooien los zou gooien |
zou(dt) losgooien los zou(dt) gooien |
zoudt losgooien los zoudt gooien |
zou losgooien los zou gooien |
zouden losgooien los zouden gooien |
zouden losgooien los zouden gooien |
zouden losgooien los zouden gooien | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb losgegooid | hebt losgegooid | hebt/heeft losgegooid | hebt losgegooid | heeft losgegooid | hebben losgegooid | hebben losgegooid | hebben losgegooid | |||
verleden (v.v.t.) | had losgegooid | had losgegooid | had losgegooid | hadt losgegooid | had losgegooid | hadden losgegooid | hadden losgegooid | hadden losgegooid | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal losgegooid hebben | zal/zult losgegooid hebben | zult/zal losgegooid hebben | zult losgegooid hebben | zal losgegooid hebben | zullen losgegooid hebben | zullen losgegooid hebben | zullen losgegooid hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou losgegooid hebben | zou losgegooid hebben | zou/zoudt losgegooid hebben | zoudt losgegooid hebben | zou losgegooid hebben | zouden losgegooid hebben | zouden losgegooid hebben | zouden losgegooid hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm losgegooid worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt losgegooid | er is losgegooid | |||||||||
verleden | er werd losgegooid | er was losgegooid | |||||||||
toekomend | er zal losgegooid worden | er zal losgegooid zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou losgegooid worden | er zou losgegooid zijn | |||||||||
lijdende vorm losgegooid worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | losgegooid worden | losgegooid te worden | ||||||||
toekomend | losgegooid zullen worden | losgegooid te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | losgegooid zijn | losgegooid te zijn | ||||||||
toekomend | losgegooid zullen zijn | losgegooid te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word losgegooid | wordt losgegooid | wordt losgegooid | wordt losgegooid | wordt losgegooid | worden losgegooid | worden losgegooid | worden losgegooid | |||
verleden (o.v.t.) | werd losgegooid | werd losgegooid | werd losgegooid | werdt losgegooid | werd losgegooid | werden losgegooid | werden losgegooid | werden losgegooid | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal losgegooid worden | zult losgegooid worden | zult losgegooid worden | zult losgegooid worden | zal losgegooid worden | zullen losgegooid worden | zullen losgegooid worden | zullen losgegooid worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou losgegooid worden | zou losgegooid worden | zou/zoudt losgegooid worden | zoudt losgegooid worden | zou losgegooid worden | zouden losgegooid worden | zouden losgegooid worden | zouden losgegooid worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben losgegooid | bent losgegooid | bent/is losgegooid | zijt losgegooid | is losgegooid | zijn losgegooid | zijn losgegooid | zijn losgegooid | |||
verleden (v.v.t.) | was losgegooid | was losgegooid | was losgegooid | waart losgegooid | was losgegooid | waren losgegooid | waren losgegooid | waren losgegooid | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal losgegooid zijn | zult losgegooid zijn | zult losgegooid zijn | zult losgegooid zijn | zal losgegooid zijn | zullen losgegooid zijn | zullen losgegooid zijn | zullen losgegooid zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou losgegooid zijn | zou losgegooid zijn | zou/zoudt losgegooid zijn | zoudt losgegooid zijn | zou losgegooid zijn | zouden losgegooid zijn | zouden losgegooid zijn | zouden losgegooid zijn |