vervoeging van de bedrijvende vorm van meedrinken | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | meedrinken | mee te drinken | ||||||
toekomend | zullen meedrinken mee zullen drinken |
te zullen meedrinken mee te zullen drinken | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben meegedronken | te hebben meegedronken | ||||||
toekomend | meegedronken zullen hebben | meegedronken te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
meedrinkend | meegedronken | ev. drink mee |
mv. verouderd drinkt mee |
drinke mee (bijzin) meedrinke | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |
tegenwoordig (o.t.t.) | drink mee | drinkt mee | drinkt mee | drinkt mee | drinkt mee | drinken mee | drinken mee | drinken mee | |
verleden (o.v.t.) | dronk mee | dronk mee | dronk mee | dronkt mee | dronk mee | dronken mee | dronken mee | dronken mee | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal meedrinken | zult/zal meedrinken | zult/zal meedrinken | zult meedrinken | zal meedrinken | zullen meedrinken | zullen meedrinken | zullen meedrinken | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou meedrinken | zou meedrinken | zou(dt) meedrinken | zoudt meedrinken | zou meedrinken | zouden meedrinken | zouden meedrinken | zouden meedrinken | |
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |
tegenwoordig (o.t.t.) | meedrink | meedrinkt | meedrinkt | meedrinkt | meedrinkt | meedrinken | meedrinken | meedrinken | |
verleden (o.v.t.) | meedronk | meedronk | meedronk | meedronkt | meedronk | meedronken | meedronken | meedronken | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal meedrinken mee zal drinken |
zult/zal meedrinken mee zult/zal drinken |
zult/zal meedrinken mee zult/zal drinken |
zult meedrinken mee zult drinken |
zal meedrinken mee zal drinken |
zullen meedrinken mee zullen drinken |
zullen meedrinken mee zullen drinken |
zullen meedrinken mee zullen drinken | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou meedrinken mee zou drinken |
zou meedrinken mee zou drinken |
zou(dt) meedrinken mee zou(dt) drinken |
zoudt meedrinken mee zoudt drinken |
zou meedrinken mee zou drinken |
zouden meedrinken mee zouden drinken |
zouden meedrinken mee zouden drinken |
zouden meedrinken mee zouden drinken | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb meegedronken | hebt meegedronken | hebt/heeft meegedronken | hebt meegedronken | heeft meegedronken | hebben meegedronken | hebben meegedronken | hebben meegedronken | |
verleden (v.v.t.) | had meegedronken | had meegedronken | had meegedronken | hadt meegedronken | had meegedronken | hadden meegedronken | hadden meegedronken | hadden meegedronken | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal meegedronken hebben | zal/zult meegedronken hebben | zult/zal meegedronken hebben | zult meegedronken hebben | zal meegedronken hebben | zullen meegedronken hebben | zullen meegedronken hebben | zullen meegedronken hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou meegedronken hebben | zou meegedronken hebben | zou/zoudt meegedronken hebben | zoudt meegedronken hebben | zou meegedronken hebben | zouden meegedronken hebben | zouden meegedronken hebben | zouden meegedronken hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm meegedronken worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt meegedronken | er is meegedronken | |||||||
verleden | er werd meegedronken | er was meegedronken | |||||||
toekomend | er zal meegedronken worden | er zal meegedronken zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou meegedronken worden | er zou meegedronken zijn |