vervoeging van de bedrijvende vorm van mineren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | mineren | te mineren | ||||||||
toekomend | zullen mineren | te zullen mineren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gemineerd | te hebben gemineerd | ||||||||
toekomend | gemineerd zullen hebben | gemineerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
minerend | gemineerd | ev. mineer |
mv. verouderd mineert |
minere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | mineer | mineert | mineert | mineert | mineert | mineren | mineren | mineren | |||
verleden (o.v.t.) | mineerde | mineerde | mineerde | mineerde | mineerde | mineerden | mineerden | mineerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal mineren | zult/zal mineren | zult/zal mineren | zult mineren | zal mineren | zullen mineren | zullen mineren | zullen mineren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou mineren | zou mineren | zou(dt) mineren | zoudt mineren | zou mineren | zouden mineren | zouden mineren | zouden mineren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gemineerd | hebt gemineerd | hebt/heeft gemineerd | hebt gemineerd | heeft gemineerd | hebben gemineerd | hebben gemineerd | hebben gemineerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gemineerd | had gemineerd | had gemineerd | hadt gemineerd | had gemineerd | hadden gemineerd | hadden gemineerd | hadden gemineerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gemineerd hebben | zal/zult gemineerd hebben | zult/zal gemineerd hebben | zult gemineerd hebben | zal gemineerd hebben | zullen gemineerd hebben | zullen gemineerd hebben | zullen gemineerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gemineerd hebben | zou gemineerd hebben | zou/zoudt gemineerd hebben | zoudt gemineerd hebben | zou gemineerd hebben | zouden gemineerd hebben | zouden gemineerd hebben | zouden gemineerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gemineerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gemineerd | er is gemineerd | |||||||||
verleden | er werd gemineerd | er was gemineerd | |||||||||
toekomend | er zal gemineerd worden | er zal gemineerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gemineerd worden | er zou gemineerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gemineerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gemineerd worden | gemineerd te worden | ||||||||
toekomend | gemineerd zullen worden | gemineerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gemineerd zijn | gemineerd te zijn | ||||||||
toekomend | gemineerd zullen zijn | gemineerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gemineerd | wordt gemineerd | wordt gemineerd | wordt gemineerd | wordt gemineerd | worden gemineerd | worden gemineerd | worden gemineerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gemineerd | werd gemineerd | werd gemineerd | werdt gemineerd | werd gemineerd | werden gemineerd | werden gemineerd | werden gemineerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gemineerd worden | zult gemineerd worden | zult gemineerd worden | zult gemineerd worden | zal gemineerd worden | zullen gemineerd worden | zullen gemineerd worden | zullen gemineerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gemineerd worden | zou gemineerd worden | zou/zoudt gemineerd worden | zoudt gemineerd worden | zou gemineerd worden | zouden gemineerd worden | zouden gemineerd worden | zouden gemineerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gemineerd | bent gemineerd | bent/is gemineerd | zijt gemineerd | is gemineerd | zijn gemineerd | zijn gemineerd | zijn gemineerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gemineerd | was gemineerd | was gemineerd | waart gemineerd | was gemineerd | waren gemineerd | waren gemineerd | waren gemineerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gemineerd zijn | zult gemineerd zijn | zult gemineerd zijn | zult gemineerd zijn | zal gemineerd zijn | zullen gemineerd zijn | zullen gemineerd zijn | zullen gemineerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gemineerd zijn | zou gemineerd zijn | zou/zoudt gemineerd zijn | zoudt gemineerd zijn | zou gemineerd zijn | zouden gemineerd zijn | zouden gemineerd zijn | zouden gemineerd zijn |