vervoeging van de bedrijvende vorm van minimaliseren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | minimaliseren | te minimaliseren | ||||||||
toekomend | zullen minimaliseren | te zullen minimaliseren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geminimaliseerd | te hebben geminimaliseerd | ||||||||
toekomend | geminimaliseerd zullen hebben | geminimaliseerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
minimaliserend | geminimaliseerd | ev. minimaliseer |
mv. verouderd minimaliseert |
minimalisere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | minimaliseer | minimaliseert | minimaliseert | minimaliseert | minimaliseert | minimaliseren | minimaliseren | minimaliseren | |||
verleden (o.v.t.) | minimaliseerde | minimaliseerde | minimaliseerde | minimaliseerde | minimaliseerde | minimaliseerden | minimaliseerden | minimaliseerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal minimaliseren | zult/zal minimaliseren | zult/zal minimaliseren | zult minimaliseren | zal minimaliseren | zullen minimaliseren | zullen minimaliseren | zullen minimaliseren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou minimaliseren | zou minimaliseren | zou(dt) minimaliseren | zoudt minimaliseren | zou minimaliseren | zouden minimaliseren | zouden minimaliseren | zouden minimaliseren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geminimaliseerd | hebt geminimaliseerd | hebt/heeft geminimaliseerd | hebt geminimaliseerd | heeft geminimaliseerd | hebben geminimaliseerd | hebben geminimaliseerd | hebben geminimaliseerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geminimaliseerd | had geminimaliseerd | had geminimaliseerd | hadt geminimaliseerd | had geminimaliseerd | hadden geminimaliseerd | hadden geminimaliseerd | hadden geminimaliseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geminimaliseerd hebben | zal/zult geminimaliseerd hebben | zult/zal geminimaliseerd hebben | zult geminimaliseerd hebben | zal geminimaliseerd hebben | zullen geminimaliseerd hebben | zullen geminimaliseerd hebben | zullen geminimaliseerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geminimaliseerd hebben | zou geminimaliseerd hebben | zou/zoudt geminimaliseerd hebben | zoudt geminimaliseerd hebben | zou geminimaliseerd hebben | zouden geminimaliseerd hebben | zouden geminimaliseerd hebben | zouden geminimaliseerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geminimaliseerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geminimaliseerd | er is geminimaliseerd | |||||||||
verleden | er werd geminimaliseerd | er was geminimaliseerd | |||||||||
toekomend | er zal geminimaliseerd worden | er zal geminimaliseerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geminimaliseerd worden | er zou geminimaliseerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geminimaliseerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geminimaliseerd worden | geminimaliseerd te worden | ||||||||
toekomend | geminimaliseerd zullen worden | geminimaliseerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geminimaliseerd zijn | geminimaliseerd te zijn | ||||||||
toekomend | geminimaliseerd zullen zijn | geminimaliseerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geminimaliseerd | wordt geminimaliseerd | wordt geminimaliseerd | wordt geminimaliseerd | wordt geminimaliseerd | worden geminimaliseerd | worden geminimaliseerd | worden geminimaliseerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geminimaliseerd | werd geminimaliseerd | werd geminimaliseerd | werdt geminimaliseerd | werd geminimaliseerd | werden geminimaliseerd | werden geminimaliseerd | werden geminimaliseerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geminimaliseerd worden | zult geminimaliseerd worden | zult geminimaliseerd worden | zult geminimaliseerd worden | zal geminimaliseerd worden | zullen geminimaliseerd worden | zullen geminimaliseerd worden | zullen geminimaliseerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geminimaliseerd worden | zou geminimaliseerd worden | zou/zoudt geminimaliseerd worden | zoudt geminimaliseerd worden | zou geminimaliseerd worden | zouden geminimaliseerd worden | zouden geminimaliseerd worden | zouden geminimaliseerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geminimaliseerd | bent geminimaliseerd | bent/is geminimaliseerd | zijt geminimaliseerd | is geminimaliseerd | zijn geminimaliseerd | zijn geminimaliseerd | zijn geminimaliseerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geminimaliseerd | was geminimaliseerd | was geminimaliseerd | waart geminimaliseerd | was geminimaliseerd | waren geminimaliseerd | waren geminimaliseerd | waren geminimaliseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geminimaliseerd zijn | zult geminimaliseerd zijn | zult geminimaliseerd zijn | zult geminimaliseerd zijn | zal geminimaliseerd zijn | zullen geminimaliseerd zijn | zullen geminimaliseerd zijn | zullen geminimaliseerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geminimaliseerd zijn | zou geminimaliseerd zijn | zou/zoudt geminimaliseerd zijn | zoudt geminimaliseerd zijn | zou geminimaliseerd zijn | zouden geminimaliseerd zijn | zouden geminimaliseerd zijn | zouden geminimaliseerd zijn |