vervoeging van de bedrijvende vorm van miszeggen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | miszeggen | te miszeggen | ||||||||
toekomend | zullen miszeggen | te zullen miszeggen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben miszegd | te hebben miszegd | ||||||||
toekomend | miszegd zullen hebben | miszegd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
miszeggend | miszegd | ev. miszeg |
mv. verouderd miszegt |
miszegge | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | miszeg | miszegt | miszegt | miszegt | miszegt | miszeggen | miszeggen | miszeggen | |||
verleden (o.v.t.) | miszegde/ miszei | miszegde/ miszei | miszegde/ miszei | miszegde/ miszei | miszegde/ miszei | miszegden/ miszeiden | miszegden/ miszeiden | miszegden/ miszeiden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal miszeggen | zult/zal miszeggen | zult/zal miszeggen | zult miszeggen | zal miszeggen | zullen miszeggen | zullen miszeggen | zullen miszeggen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou miszeggen | zou miszeggen | zou(dt) miszeggen | zoudt miszeggen | zou miszeggen | zouden miszeggen | zouden miszeggen | zouden miszeggen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb miszegd | hebt miszegd | hebt/heeft miszegd | hebt miszegd | heeft miszegd | hebben miszegd | hebben miszegd | hebben miszegd | |||
verleden (v.v.t.) | had miszegd | had miszegd | had miszegd | hadt miszegd | had miszegd | hadden miszegd | hadden miszegd | hadden miszegd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal miszegd hebben | zal/zult miszegd hebben | zult/zal miszegd hebben | zult miszegd hebben | zal miszegd hebben | zullen miszegd hebben | zullen miszegd hebben | zullen miszegd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou miszegd hebben | zou miszegd hebben | zou/zoudt miszegd hebben | zoudt miszegd hebben | zou miszegd hebben | zouden miszegd hebben | zouden miszegd hebben | zouden miszegd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm miszegd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt miszegd | er is miszegd | |||||||||
verleden | er werd miszegd | er was miszegd | |||||||||
toekomend | er zal miszegd worden | er zal miszegd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou miszegd worden | er zou miszegd zijn | |||||||||
lijdende vorm miszegd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | miszegd worden | miszegd te worden | ||||||||
toekomend | miszegd zullen worden | miszegd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | miszegd zijn | miszegd te zijn | ||||||||
toekomend | miszegd zullen zijn | miszegd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word miszegd | wordt miszegd | wordt miszegd | wordt miszegd | wordt miszegd | worden miszegd | worden miszegd | worden miszegd | |||
verleden (o.v.t.) | werd miszegd | werd miszegd | werd miszegd | werdt miszegd | werd miszegd | werden miszegd | werden miszegd | werden miszegd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal miszegd worden | zult miszegd worden | zult miszegd worden | zult miszegd worden | zal miszegd worden | zullen miszegd worden | zullen miszegd worden | zullen miszegd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou miszegd worden | zou miszegd worden | zou/zoudt miszegd worden | zoudt miszegd worden | zou miszegd worden | zouden miszegd worden | zouden miszegd worden | zouden miszegd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben miszegd | bent miszegd | bent/is miszegd | zijt miszegd | is miszegd | zijn miszegd | zijn miszegd | zijn miszegd | |||
verleden (v.v.t.) | was miszegd | was miszegd | was miszegd | waart miszegd | was miszegd | waren miszegd | waren miszegd | waren miszegd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal miszegd zijn | zult miszegd zijn | zult miszegd zijn | zult miszegd zijn | zal miszegd zijn | zullen miszegd zijn | zullen miszegd zijn | zullen miszegd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou miszegd zijn | zou miszegd zijn | zou/zoudt miszegd zijn | zoudt miszegd zijn | zou miszegd zijn | zouden miszegd zijn | zouden miszegd zijn | zouden miszegd zijn |