vervoeging van de bedrijvende vorm van moedigen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | moedigen | te moedigen | ||||||||
toekomend | zullen moedigen | te zullen moedigen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben moedigd | te hebben moedigd | ||||||||
toekomend | moedigd zullen hebben | moedigd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
moedigend | moedigd | ev. moedig |
mv. verouderd moedigt |
moedige | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | moedig | moedigt | moedigt | moedigt | moedigt | moedigen | moedigen | moedigen | |||
verleden (o.v.t.) | moedigde | moedigde | moedigde | moedigde | moedigde | moedigden | moedigden | moedigden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal moedigen | zult/zal moedigen | zult/zal moedigen | zult moedigen | zal moedigen | zullen moedigen | zullen moedigen | zullen moedigen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou moedigen | zou moedigen | zou(dt) moedigen | zoudt moedigen | zou moedigen | zouden moedigen | zouden moedigen | zouden moedigen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb moedigd | hebt moedigd | hebt/heeft moedigd | hebt moedigd | heeft moedigd | hebben moedigd | hebben moedigd | hebben moedigd | |||
verleden (v.v.t.) | had moedigd | had moedigd | had moedigd | hadt moedigd | had moedigd | hadden moedigd | hadden moedigd | hadden moedigd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal moedigd hebben | zal/zult moedigd hebben | zult/zal moedigd hebben | zult moedigd hebben | zal moedigd hebben | zullen moedigd hebben | zullen moedigd hebben | zullen moedigd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou moedigd hebben | zou moedigd hebben | zou/zoudt moedigd hebben | zoudt moedigd hebben | zou moedigd hebben | zouden moedigd hebben | zouden moedigd hebben | zouden moedigd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm moedigd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt moedigd | er is moedigd | |||||||||
verleden | er werd moedigd | er was moedigd | |||||||||
toekomend | er zal moedigd worden | er zal moedigd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou moedigd worden | er zou moedigd zijn | |||||||||
lijdende vorm moedigd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | moedigd worden | moedigd te worden | ||||||||
toekomend | moedigd zullen worden | moedigd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | moedigd zijn | moedigd te zijn | ||||||||
toekomend | moedigd zullen zijn | moedigd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word moedigd | wordt moedigd | wordt moedigd | wordt moedigd | wordt moedigd | worden moedigd | worden moedigd | worden moedigd | |||
verleden (o.v.t.) | werd moedigd | werd moedigd | werd moedigd | werdt moedigd | werd moedigd | werden moedigd | werden moedigd | werden moedigd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal moedigd worden | zult moedigd worden | zult moedigd worden | zult moedigd worden | zal moedigd worden | zullen moedigd worden | zullen moedigd worden | zullen moedigd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou moedigd worden | zou moedigd worden | zou/zoudt moedigd worden | zoudt moedigd worden | zou moedigd worden | zouden moedigd worden | zouden moedigd worden | zouden moedigd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben moedigd | bent moedigd | bent/is moedigd | zijt moedigd | is moedigd | zijn moedigd | zijn moedigd | zijn moedigd | |||
verleden (v.v.t.) | was moedigd | was moedigd | was moedigd | waart moedigd | was moedigd | waren moedigd | waren moedigd | waren moedigd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal moedigd zijn | zult moedigd zijn | zult moedigd zijn | zult moedigd zijn | zal moedigd zijn | zullen moedigd zijn | zullen moedigd zijn | zullen moedigd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou moedigd zijn | zou moedigd zijn | zou/zoudt moedigd zijn | zoudt moedigd zijn | zou moedigd zijn | zouden moedigd zijn | zouden moedigd zijn | zouden moedigd zijn |