vervoeging van de bedrijvende vorm van monsteren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | monsteren | te monsteren | ||||||
toekomend | zullen monsteren | te zullen monsteren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gemonsterd | te hebben gemonsterd | ||||||
toekomend | gemonsterd zullen hebben | gemonsterd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
monsterend | gemonsterd | ev. monster |
mv. verouderd monstert |
monstere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | monster | monstert | monstert | monstert | monstert | monsteren | monsteren | monsteren | |
verleden (o.v.t.) | monsterde | monsterde | monsterde | monsterde | monsterde | monsterden | monsterden | monsterden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal monsteren | zult/zal monsteren | zult/zal monsteren | zult monsteren | zal monsteren | zullen monsteren | zullen monsteren | zullen monsteren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou monsteren | zou monsteren | zou(dt) monsteren | zoudt monsteren | zou monsteren | zouden monsteren | zouden monsteren | zouden monsteren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gemonsterd | hebt gemonsterd | hebt/heeft gemonsterd | hebt gemonsterd | heeft gemonsterd | hebben gemonsterd | hebben gemonsterd | hebben gemonsterd | |
verleden (v.v.t.) | had gemonsterd | had gemonsterd | had gemonsterd | hadt gemonsterd | had gemonsterd | hadden gemonsterd | hadden gemonsterd | hadden gemonsterd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal gemonsterd hebben | zal/zult gemonsterd hebben | zult/zal gemonsterd hebben | zult gemonsterd hebben | zal gemonsterd hebben | zullen gemonsterd hebben | zullen gemonsterd hebben | zullen gemonsterd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gemonsterd hebben | zou gemonsterd hebben | zou/zoudt gemonsterd hebben | zoudt gemonsterd hebben | zou gemonsterd hebben | zouden gemonsterd hebben | zouden gemonsterd hebben | zouden gemonsterd hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm gemonsterd worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt gemonsterd | er is gemonsterd | |||||||
verleden | er werd gemonsterd | er was gemonsterd | |||||||
toekomend | er zal gemonsterd worden | er zal gemonsterd zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou gemonsterd worden | er zou gemonsterd zijn |