vervoeging van de bedrijvende vorm van motiveren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | motiveren | te motiveren | ||||||||
toekomend | zullen motiveren | te zullen motiveren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gemotiveerd | te hebben gemotiveerd | ||||||||
toekomend | gemotiveerd zullen hebben | gemotiveerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
motiverend | gemotiveerd | ev. motiveer |
mv. verouderd motiveert |
motivere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | motiveer | motiveert | motiveert | motiveert | motiveert | motiveren | motiveren | motiveren | |||
verleden (o.v.t.) | motiveerde | motiveerde | motiveerde | motiveerde | motiveerde | motiveerden | motiveerden | motiveerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal motiveren | zult/zal motiveren | zult/zal motiveren | zult motiveren | zal motiveren | zullen motiveren | zullen motiveren | zullen motiveren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou motiveren | zou motiveren | zou(dt) motiveren | zoudt motiveren | zou motiveren | zouden motiveren | zouden motiveren | zouden motiveren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gemotiveerd | hebt gemotiveerd | hebt/heeft gemotiveerd | hebt gemotiveerd | heeft gemotiveerd | hebben gemotiveerd | hebben gemotiveerd | hebben gemotiveerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gemotiveerd | had gemotiveerd | had gemotiveerd | hadt gemotiveerd | had gemotiveerd | hadden gemotiveerd | hadden gemotiveerd | hadden gemotiveerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gemotiveerd hebben | zal/zult gemotiveerd hebben | zult/zal gemotiveerd hebben | zult gemotiveerd hebben | zal gemotiveerd hebben | zullen gemotiveerd hebben | zullen gemotiveerd hebben | zullen gemotiveerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gemotiveerd hebben | zou gemotiveerd hebben | zou/zoudt gemotiveerd hebben | zoudt gemotiveerd hebben | zou gemotiveerd hebben | zouden gemotiveerd hebben | zouden gemotiveerd hebben | zouden gemotiveerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gemotiveerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gemotiveerd | er is gemotiveerd | |||||||||
verleden | er werd gemotiveerd | er was gemotiveerd | |||||||||
toekomend | er zal gemotiveerd worden | er zal gemotiveerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gemotiveerd worden | er zou gemotiveerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gemotiveerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gemotiveerd worden | gemotiveerd te worden | ||||||||
toekomend | gemotiveerd zullen worden | gemotiveerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gemotiveerd zijn | gemotiveerd te zijn | ||||||||
toekomend | gemotiveerd zullen zijn | gemotiveerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gemotiveerd | wordt gemotiveerd | wordt gemotiveerd | wordt gemotiveerd | wordt gemotiveerd | worden gemotiveerd | worden gemotiveerd | worden gemotiveerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gemotiveerd | werd gemotiveerd | werd gemotiveerd | werdt gemotiveerd | werd gemotiveerd | werden gemotiveerd | werden gemotiveerd | werden gemotiveerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gemotiveerd worden | zult gemotiveerd worden | zult gemotiveerd worden | zult gemotiveerd worden | zal gemotiveerd worden | zullen gemotiveerd worden | zullen gemotiveerd worden | zullen gemotiveerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gemotiveerd worden | zou gemotiveerd worden | zou/zoudt gemotiveerd worden | zoudt gemotiveerd worden | zou gemotiveerd worden | zouden gemotiveerd worden | zouden gemotiveerd worden | zouden gemotiveerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gemotiveerd | bent gemotiveerd | bent/is gemotiveerd | zijt gemotiveerd | is gemotiveerd | zijn gemotiveerd | zijn gemotiveerd | zijn gemotiveerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gemotiveerd | was gemotiveerd | was gemotiveerd | waart gemotiveerd | was gemotiveerd | waren gemotiveerd | waren gemotiveerd | waren gemotiveerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gemotiveerd zijn | zult gemotiveerd zijn | zult gemotiveerd zijn | zult gemotiveerd zijn | zal gemotiveerd zijn | zullen gemotiveerd zijn | zullen gemotiveerd zijn | zullen gemotiveerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gemotiveerd zijn | zou gemotiveerd zijn | zou/zoudt gemotiveerd zijn | zoudt gemotiveerd zijn | zou gemotiveerd zijn | zouden gemotiveerd zijn | zouden gemotiveerd zijn | zouden gemotiveerd zijn |