vervoeging van de bedrijvende vorm van nadrukken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | nadrukken | na te drukken | ||||||||
toekomend | zullen nadrukken na zullen drukken |
te zullen nadrukken na te zullen drukken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben nagedrukt | te hebben nagedrukt | ||||||||
toekomend | nagedrukt zullen hebben | nagedrukt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
nadrukkend | nagedrukt | ev. druk na |
mv. verouderd drukt na |
drukke na (bijzin) nadrukke | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | druk na | drukt na | drukt na | drukt na | drukt na | drukken na | drukken na | drukken na | |||
verleden (o.v.t.) | drukte na | drukte na | drukte na | drukte na | drukte na | drukten na | drukten na | drukten na | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal nadrukken | zult/zal nadrukken | zult/zal nadrukken | zult nadrukken | zal nadrukken | zullen nadrukken | zullen nadrukken | zullen nadrukken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou nadrukken | zou nadrukken | zou(dt) nadrukken | zoudt nadrukken | zou nadrukken | zouden nadrukken | zouden nadrukken | zouden nadrukken | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | nadruk | nadrukt | nadrukt | nadrukt | nadrukt | nadrukken | nadrukken | nadrukken | |||
verleden (o.v.t.) | nadrukte | nadrukte | nadrukte | nadrukte | nadrukte | nadrukten | nadrukten | nadrukten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal nadrukken na zal drukken |
zult/zal nadrukken na zult/zal drukken |
zult/zal nadrukken na zult/zal drukken |
zult nadrukken na zult drukken |
zal nadrukken na zal drukken |
zullen nadrukken na zullen drukken |
zullen nadrukken na zullen drukken |
zullen nadrukken na zullen drukken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou nadrukken na zou drukken |
zou nadrukken na zou drukken |
zou(dt) nadrukken na zou(dt) drukken |
zoudt nadrukken na zoudt drukken |
zou nadrukken na zou drukken |
zouden nadrukken na zouden drukken |
zouden nadrukken na zouden drukken |
zouden nadrukken na zouden drukken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb nagedrukt | hebt nagedrukt | hebt/heeft nagedrukt | hebt nagedrukt | heeft nagedrukt | hebben nagedrukt | hebben nagedrukt | hebben nagedrukt | |||
verleden (v.v.t.) | had nagedrukt | had nagedrukt | had nagedrukt | hadt nagedrukt | had nagedrukt | hadden nagedrukt | hadden nagedrukt | hadden nagedrukt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal nagedrukt hebben | zal/zult nagedrukt hebben | zult/zal nagedrukt hebben | zult nagedrukt hebben | zal nagedrukt hebben | zullen nagedrukt hebben | zullen nagedrukt hebben | zullen nagedrukt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou nagedrukt hebben | zou nagedrukt hebben | zou/zoudt nagedrukt hebben | zoudt nagedrukt hebben | zou nagedrukt hebben | zouden nagedrukt hebben | zouden nagedrukt hebben | zouden nagedrukt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm nagedrukt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt nagedrukt | er is nagedrukt | |||||||||
verleden | er werd nagedrukt | er was nagedrukt | |||||||||
toekomend | er zal nagedrukt worden | er zal nagedrukt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou nagedrukt worden | er zou nagedrukt zijn | |||||||||
lijdende vorm nagedrukt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | nagedrukt worden | nagedrukt te worden | ||||||||
toekomend | nagedrukt zullen worden | nagedrukt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | nagedrukt zijn | nagedrukt te zijn | ||||||||
toekomend | nagedrukt zullen zijn | nagedrukt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | — | — | — | — | wordt nagedrukt | — | — | worden nagedrukt | |||
verleden (o.v.t.) | — | — | — | — | werd nagedrukt | — | — | werden nagedrukt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | — | — | — | — | zal nagedrukt worden | — | — | zullen nagedrukt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | — | — | — | — | zou nagedrukt worden | — | — | zouden nagedrukt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | — | — | — | — | is nagedrukt | — | — | zijn nagedrukt | |||
verleden (v.v.t.) | — | — | — | — | was nagedrukt | — | — | waren nagedrukt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | — | — | — | — | zal nagedrukt zijn | — | — | zullen nagedrukt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | — | — | — | — | zou nagedrukt zijn | — | — | zouden nagedrukt zijn |