vervoeging van de bedrijvende vorm van naleveren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | naleveren | na te leveren | ||||||||
toekomend | zullen naleveren na zullen leveren |
te zullen naleveren na te zullen leveren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben nageleverd | te hebben nageleverd | ||||||||
toekomend | nageleverd zullen hebben | nageleverd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
naleverend | nageleverd | ev. lever na |
mv. verouderd levert na |
levere na (bijzin) nalevere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | lever na | levert na | levert na | levert na | levert na | leveren na | leveren na | leveren na | |||
verleden (o.v.t.) | leverde na | leverde na | leverde na | leverde na | leverde na | leverden na | leverden na | leverden na | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal naleveren | zult/zal naleveren | zult/zal naleveren | zult naleveren | zal naleveren | zullen naleveren | zullen naleveren | zullen naleveren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou naleveren | zou naleveren | zou(dt) naleveren | zoudt naleveren | zou naleveren | zouden naleveren | zouden naleveren | zouden naleveren | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | nalever | nalevert | nalevert | nalevert | nalevert | naleveren | naleveren | naleveren | |||
verleden (o.v.t.) | naleverde | naleverde | naleverde | naleverde | naleverde | naleverden | naleverden | naleverden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal naleveren na zal leveren |
zult/zal naleveren na zult/zal leveren |
zult/zal naleveren na zult/zal leveren |
zult naleveren na zult leveren |
zal naleveren na zal leveren |
zullen naleveren na zullen leveren |
zullen naleveren na zullen leveren |
zullen naleveren na zullen leveren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou naleveren na zou leveren |
zou naleveren na zou leveren |
zou(dt) naleveren na zou(dt) leveren |
zoudt naleveren na zoudt leveren |
zou naleveren na zou leveren |
zouden naleveren na zouden leveren |
zouden naleveren na zouden leveren |
zouden naleveren na zouden leveren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb nageleverd | hebt nageleverd | hebt/heeft nageleverd | hebt nageleverd | heeft nageleverd | hebben nageleverd | hebben nageleverd | hebben nageleverd | |||
verleden (v.v.t.) | had nageleverd | had nageleverd | had nageleverd | hadt nageleverd | had nageleverd | hadden nageleverd | hadden nageleverd | hadden nageleverd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal nageleverd hebben | zal/zult nageleverd hebben | zult/zal nageleverd hebben | zult nageleverd hebben | zal nageleverd hebben | zullen nageleverd hebben | zullen nageleverd hebben | zullen nageleverd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou nageleverd hebben | zou nageleverd hebben | zou/zoudt nageleverd hebben | zoudt nageleverd hebben | zou nageleverd hebben | zouden nageleverd hebben | zouden nageleverd hebben | zouden nageleverd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm nageleverd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt nageleverd | er is nageleverd | |||||||||
verleden | er werd nageleverd | er was nageleverd | |||||||||
toekomend | er zal nageleverd worden | er zal nageleverd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou nageleverd worden | er zou nageleverd zijn | |||||||||
lijdende vorm nageleverd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | nageleverd worden | nageleverd te worden | ||||||||
toekomend | nageleverd zullen worden | nageleverd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | nageleverd zijn | nageleverd te zijn | ||||||||
toekomend | nageleverd zullen zijn | nageleverd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word nageleverd | wordt nageleverd | wordt nageleverd | wordt nageleverd | wordt nageleverd | worden nageleverd | worden nageleverd | worden nageleverd | |||
verleden (o.v.t.) | werd nageleverd | werd nageleverd | werd nageleverd | werdt nageleverd | werd nageleverd | werden nageleverd | werden nageleverd | werden nageleverd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal nageleverd worden | zult nageleverd worden | zult nageleverd worden | zult nageleverd worden | zal nageleverd worden | zullen nageleverd worden | zullen nageleverd worden | zullen nageleverd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou nageleverd worden | zou nageleverd worden | zou/zoudt nageleverd worden | zoudt nageleverd worden | zou nageleverd worden | zouden nageleverd worden | zouden nageleverd worden | zouden nageleverd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben nageleverd | bent nageleverd | bent/is nageleverd | zijt nageleverd | is nageleverd | zijn nageleverd | zijn nageleverd | zijn nageleverd | |||
verleden (v.v.t.) | was nageleverd | was nageleverd | was nageleverd | waart nageleverd | was nageleverd | waren nageleverd | waren nageleverd | waren nageleverd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal nageleverd zijn | zult nageleverd zijn | zult nageleverd zijn | zult nageleverd zijn | zal nageleverd zijn | zullen nageleverd zijn | zullen nageleverd zijn | zullen nageleverd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou nageleverd zijn | zou nageleverd zijn | zou/zoudt nageleverd zijn | zoudt nageleverd zijn | zou nageleverd zijn | zouden nageleverd zijn | zouden nageleverd zijn | zouden nageleverd zijn |