vervoeging van de bedrijvende vorm van nationaliseren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | nationaliseren | te nationaliseren | ||||||||
toekomend | zullen nationaliseren | te zullen nationaliseren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben genationaliseerd | te hebben genationaliseerd | ||||||||
toekomend | genationaliseerd zullen hebben | genationaliseerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
nationaliserend | genationaliseerd | ev. nationaliseer |
mv. verouderd nationaliseert |
nationalisere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | nationaliseer | nationaliseert | nationaliseert | nationaliseert | nationaliseert | nationaliseren | nationaliseren | nationaliseren | |||
verleden (o.v.t.) | nationaliseerde | nationaliseerde | nationaliseerde | nationaliseerde | nationaliseerde | nationaliseerden | nationaliseerden | nationaliseerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal nationaliseren | zult/zal nationaliseren | zult/zal nationaliseren | zult nationaliseren | zal nationaliseren | zullen nationaliseren | zullen nationaliseren | zullen nationaliseren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou nationaliseren | zou nationaliseren | zou(dt) nationaliseren | zoudt nationaliseren | zou nationaliseren | zouden nationaliseren | zouden nationaliseren | zouden nationaliseren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb genationaliseerd | hebt genationaliseerd | hebt/heeft genationaliseerd | hebt genationaliseerd | heeft genationaliseerd | hebben genationaliseerd | hebben genationaliseerd | hebben genationaliseerd | |||
verleden (v.v.t.) | had genationaliseerd | had genationaliseerd | had genationaliseerd | hadt genationaliseerd | had genationaliseerd | hadden genationaliseerd | hadden genationaliseerd | hadden genationaliseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal genationaliseerd hebben | zal/zult genationaliseerd hebben | zult/zal genationaliseerd hebben | zult genationaliseerd hebben | zal genationaliseerd hebben | zullen genationaliseerd hebben | zullen genationaliseerd hebben | zullen genationaliseerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou genationaliseerd hebben | zou genationaliseerd hebben | zou/zoudt genationaliseerd hebben | zoudt genationaliseerd hebben | zou genationaliseerd hebben | zouden genationaliseerd hebben | zouden genationaliseerd hebben | zouden genationaliseerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm genationaliseerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt genationaliseerd | er is genationaliseerd | |||||||||
verleden | er werd genationaliseerd | er was genationaliseerd | |||||||||
toekomend | er zal genationaliseerd worden | er zal genationaliseerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou genationaliseerd worden | er zou genationaliseerd zijn | |||||||||
lijdende vorm genationaliseerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | genationaliseerd worden | genationaliseerd te worden | ||||||||
toekomend | genationaliseerd zullen worden | genationaliseerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | genationaliseerd zijn | genationaliseerd te zijn | ||||||||
toekomend | genationaliseerd zullen zijn | genationaliseerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word genationaliseerd | wordt genationaliseerd | wordt genationaliseerd | wordt genationaliseerd | wordt genationaliseerd | worden genationaliseerd | worden genationaliseerd | worden genationaliseerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd genationaliseerd | werd genationaliseerd | werd genationaliseerd | werdt genationaliseerd | werd genationaliseerd | werden genationaliseerd | werden genationaliseerd | werden genationaliseerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal genationaliseerd worden | zult genationaliseerd worden | zult genationaliseerd worden | zult genationaliseerd worden | zal genationaliseerd worden | zullen genationaliseerd worden | zullen genationaliseerd worden | zullen genationaliseerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou genationaliseerd worden | zou genationaliseerd worden | zou/zoudt genationaliseerd worden | zoudt genationaliseerd worden | zou genationaliseerd worden | zouden genationaliseerd worden | zouden genationaliseerd worden | zouden genationaliseerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben genationaliseerd | bent genationaliseerd | bent/is genationaliseerd | zijt genationaliseerd | is genationaliseerd | zijn genationaliseerd | zijn genationaliseerd | zijn genationaliseerd | |||
verleden (v.v.t.) | was genationaliseerd | was genationaliseerd | was genationaliseerd | waart genationaliseerd | was genationaliseerd | waren genationaliseerd | waren genationaliseerd | waren genationaliseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal genationaliseerd zijn | zult genationaliseerd zijn | zult genationaliseerd zijn | zult genationaliseerd zijn | zal genationaliseerd zijn | zullen genationaliseerd zijn | zullen genationaliseerd zijn | zullen genationaliseerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou genationaliseerd zijn | zou genationaliseerd zijn | zou/zoudt genationaliseerd zijn | zoudt genationaliseerd zijn | zou genationaliseerd zijn | zouden genationaliseerd zijn | zouden genationaliseerd zijn | zouden genationaliseerd zijn |