vervoeging van de bedrijvende vorm van neutraliseren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | neutraliseren | te neutraliseren | ||||||||
toekomend | zullen neutraliseren | te zullen neutraliseren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben geneutraliseerd | te hebben geneutraliseerd | ||||||||
toekomend | geneutraliseerd zullen hebben | geneutraliseerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
neutraliserend | geneutraliseerd | ev. neutraliseer |
mv. verouderd neutraliseert |
neutralisere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | neutraliseer | neutraliseert | neutraliseert | neutraliseert | neutraliseert | neutraliseren | neutraliseren | neutraliseren | |||
verleden (o.v.t.) | neutraliseerde | neutraliseerde | neutraliseerde | neutraliseerde | neutraliseerde | neutraliseerden | neutraliseerden | neutraliseerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal neutraliseren | zult/zal neutraliseren | zult/zal neutraliseren | zult neutraliseren | zal neutraliseren | zullen neutraliseren | zullen neutraliseren | zullen neutraliseren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou neutraliseren | zou neutraliseren | zou(dt) neutraliseren | zoudt neutraliseren | zou neutraliseren | zouden neutraliseren | zouden neutraliseren | zouden neutraliseren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb geneutraliseerd | hebt geneutraliseerd | hebt/heeft geneutraliseerd | hebt geneutraliseerd | heeft geneutraliseerd | hebben geneutraliseerd | hebben geneutraliseerd | hebben geneutraliseerd | |||
verleden (v.v.t.) | had geneutraliseerd | had geneutraliseerd | had geneutraliseerd | hadt geneutraliseerd | had geneutraliseerd | hadden geneutraliseerd | hadden geneutraliseerd | hadden geneutraliseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geneutraliseerd hebben | zal/zult geneutraliseerd hebben | zult/zal geneutraliseerd hebben | zult geneutraliseerd hebben | zal geneutraliseerd hebben | zullen geneutraliseerd hebben | zullen geneutraliseerd hebben | zullen geneutraliseerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geneutraliseerd hebben | zou geneutraliseerd hebben | zou/zoudt geneutraliseerd hebben | zoudt geneutraliseerd hebben | zou geneutraliseerd hebben | zouden geneutraliseerd hebben | zouden geneutraliseerd hebben | zouden geneutraliseerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm geneutraliseerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt geneutraliseerd | er is geneutraliseerd | |||||||||
verleden | er werd geneutraliseerd | er was geneutraliseerd | |||||||||
toekomend | er zal geneutraliseerd worden | er zal geneutraliseerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou geneutraliseerd worden | er zou geneutraliseerd zijn | |||||||||
lijdende vorm geneutraliseerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | geneutraliseerd worden | geneutraliseerd te worden | ||||||||
toekomend | geneutraliseerd zullen worden | geneutraliseerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | geneutraliseerd zijn | geneutraliseerd te zijn | ||||||||
toekomend | geneutraliseerd zullen zijn | geneutraliseerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word geneutraliseerd | wordt geneutraliseerd | wordt geneutraliseerd | wordt geneutraliseerd | wordt geneutraliseerd | worden geneutraliseerd | worden geneutraliseerd | worden geneutraliseerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd geneutraliseerd | werd geneutraliseerd | werd geneutraliseerd | werdt geneutraliseerd | werd geneutraliseerd | werden geneutraliseerd | werden geneutraliseerd | werden geneutraliseerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal geneutraliseerd worden | zult geneutraliseerd worden | zult geneutraliseerd worden | zult geneutraliseerd worden | zal geneutraliseerd worden | zullen geneutraliseerd worden | zullen geneutraliseerd worden | zullen geneutraliseerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou geneutraliseerd worden | zou geneutraliseerd worden | zou/zoudt geneutraliseerd worden | zoudt geneutraliseerd worden | zou geneutraliseerd worden | zouden geneutraliseerd worden | zouden geneutraliseerd worden | zouden geneutraliseerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben geneutraliseerd | bent geneutraliseerd | bent/is geneutraliseerd | zijt geneutraliseerd | is geneutraliseerd | zijn geneutraliseerd | zijn geneutraliseerd | zijn geneutraliseerd | |||
verleden (v.v.t.) | was geneutraliseerd | was geneutraliseerd | was geneutraliseerd | waart geneutraliseerd | was geneutraliseerd | waren geneutraliseerd | waren geneutraliseerd | waren geneutraliseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal geneutraliseerd zijn | zult geneutraliseerd zijn | zult geneutraliseerd zijn | zult geneutraliseerd zijn | zal geneutraliseerd zijn | zullen geneutraliseerd zijn | zullen geneutraliseerd zijn | zullen geneutraliseerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou geneutraliseerd zijn | zou geneutraliseerd zijn | zou/zoudt geneutraliseerd zijn | zoudt geneutraliseerd zijn | zou geneutraliseerd zijn | zouden geneutraliseerd zijn | zouden geneutraliseerd zijn | zouden geneutraliseerd zijn |