vervoeging van de bedrijvende vorm van notuleren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | notuleren | te notuleren | ||||||
toekomend | zullen notuleren | te zullen notuleren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben genotuleerd | te hebben genotuleerd | ||||||
toekomend | genotuleerd zullen hebben | genotuleerd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
notulerend | genotuleerd | ev. notuleer |
mv. verouderd notuleert |
notulere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | notuleer | notuleert | notuleert | notuleert | notuleert | notuleren | notuleren | notuleren | |
verleden (o.v.t.) | notuleerde | notuleerde | notuleerde | notuleerde | notuleerde | notuleerden | notuleerden | notuleerden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal notuleren | zult/zal notuleren | zult/zal notuleren | zult notuleren | zal notuleren | zullen notuleren | zullen notuleren | zullen notuleren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou notuleren | zou notuleren | zou(dt) notuleren | zoudt notuleren | zou notuleren | zouden notuleren | zouden notuleren | zouden notuleren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb genotuleerd | hebt genotuleerd | hebt/heeft genotuleerd | hebt genotuleerd | heeft genotuleerd | hebben genotuleerd | hebben genotuleerd | hebben genotuleerd | |
verleden (v.v.t.) | had genotuleerd | had genotuleerd | had genotuleerd | hadt genotuleerd | had genotuleerd | hadden genotuleerd | hadden genotuleerd | hadden genotuleerd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal genotuleerd hebben | zal/zult genotuleerd hebben | zult/zal genotuleerd hebben | zult genotuleerd hebben | zal genotuleerd hebben | zullen genotuleerd hebben | zullen genotuleerd hebben | zullen genotuleerd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou genotuleerd hebben | zou genotuleerd hebben | zou/zoudt genotuleerd hebben | zoudt genotuleerd hebben | zou genotuleerd hebben | zouden genotuleerd hebben | zouden genotuleerd hebben | zouden genotuleerd hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm genotuleerd worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt genotuleerd | er is genotuleerd | |||||||
verleden | er werd genotuleerd | er was genotuleerd | |||||||
toekomend | er zal genotuleerd worden | er zal genotuleerd zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou genotuleerd worden | er zou genotuleerd zijn |