vervoeging van de bedrijvende vorm van onderbreken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | onderbreken | te onderbreken | ||||||||
toekomend | zullen onderbreken | te zullen onderbreken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben onderbroken | te hebben onderbroken | ||||||||
toekomend | onderbroken zullen hebben | onderbroken te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
onderbrekend | onderbroken | ev. onderbreek |
mv. verouderd onderbreekt |
onderbreke | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | onderbreek | onderbreekt | onderbreekt | onderbreekt | onderbreekt | onderbreken | onderbreken | onderbreken | |||
verleden (o.v.t.) | onderbrak | onderbrak | onderbrak | onderbraakt | onderbrak | onderbraken | onderbraken | onderbraken | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal onderbreken | zult/zal onderbreken | zult/zal onderbreken | zult onderbreken | zal onderbreken | zullen onderbreken | zullen onderbreken | zullen onderbreken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou onderbreken | zou onderbreken | zou(dt) onderbreken | zoudt onderbreken | zou onderbreken | zouden onderbreken | zouden onderbreken | zouden onderbreken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb onderbroken | hebt onderbroken | hebt/heeft onderbroken | hebt onderbroken | heeft onderbroken | hebben onderbroken | hebben onderbroken | hebben onderbroken | |||
verleden (v.v.t.) | had onderbroken | had onderbroken | had onderbroken | hadt onderbroken | had onderbroken | hadden onderbroken | hadden onderbroken | hadden onderbroken | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal onderbroken hebben | zal/zult onderbroken hebben | zult/zal onderbroken hebben | zult onderbroken hebben | zal onderbroken hebben | zullen onderbroken hebben | zullen onderbroken hebben | zullen onderbroken hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou onderbroken hebben | zou onderbroken hebben | zou/zoudt onderbroken hebben | zoudt onderbroken hebben | zou onderbroken hebben | zouden onderbroken hebben | zouden onderbroken hebben | zouden onderbroken hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm onderbroken worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt onderbroken | er is onderbroken | |||||||||
verleden | er werd onderbroken | er was onderbroken | |||||||||
toekomend | er zal onderbroken worden | er zal onderbroken zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou onderbroken worden | er zou onderbroken zijn | |||||||||
lijdende vorm onderbroken worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | onderbroken worden | onderbroken te worden | ||||||||
toekomend | onderbroken zullen worden | onderbroken te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | onderbroken zijn | onderbroken te zijn | ||||||||
toekomend | onderbroken zullen zijn | onderbroken te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word onderbroken | wordt onderbroken | wordt onderbroken | wordt onderbroken | wordt onderbroken | worden onderbroken | worden onderbroken | worden onderbroken | |||
verleden (o.v.t.) | werd onderbroken | werd onderbroken | werd onderbroken | werdt onderbroken | werd onderbroken | werden onderbroken | werden onderbroken | werden onderbroken | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal onderbroken worden | zult onderbroken worden | zult onderbroken worden | zult onderbroken worden | zal onderbroken worden | zullen onderbroken worden | zullen onderbroken worden | zullen onderbroken worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou onderbroken worden | zou onderbroken worden | zou/zoudt onderbroken worden | zoudt onderbroken worden | zou onderbroken worden | zouden onderbroken worden | zouden onderbroken worden | zouden onderbroken worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben onderbroken | bent onderbroken | bent/is onderbroken | zijt onderbroken | is onderbroken | zijn onderbroken | zijn onderbroken | zijn onderbroken | |||
verleden (v.v.t.) | was onderbroken | was onderbroken | was onderbroken | waart onderbroken | was onderbroken | waren onderbroken | waren onderbroken | waren onderbroken | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal onderbroken zijn | zult onderbroken zijn | zult onderbroken zijn | zult onderbroken zijn | zal onderbroken zijn | zullen onderbroken zijn | zullen onderbroken zijn | zullen onderbroken zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou onderbroken zijn | zou onderbroken zijn | zou/zoudt onderbroken zijn | zoudt onderbroken zijn | zou onderbroken zijn | zouden onderbroken zijn | zouden onderbroken zijn | zouden onderbroken zijn |