vervoeging van de bedrijvende vorm van ondervinden | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ondervinden | te ondervinden | ||||||||
toekomend | zullen ondervinden | te zullen ondervinden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben ondervonden | te hebben ondervonden | ||||||||
toekomend | ondervonden zullen hebben | ondervonden te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
ondervindend | ondervonden | ev. ondervind |
mv. verouderd ondervindt |
ondervinde | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | ondervind | ondervindt | ondervindt | ondervindt | ondervindt | ondervinden | ondervinden | ondervinden | |||
verleden (o.v.t.) | ondervond | ondervond | ondervond | ondervond | ondervond | ondervonden | ondervonden | ondervonden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ondervinden | zult/zal ondervinden | zult/zal ondervinden | zult ondervinden | zal ondervinden | zullen ondervinden | zullen ondervinden | zullen ondervinden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ondervinden | zou ondervinden | zou(dt) ondervinden | zoudt ondervinden | zou ondervinden | zouden ondervinden | zouden ondervinden | zouden ondervinden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb ondervonden | hebt ondervonden | hebt/heeft ondervonden | hebt ondervonden | heeft ondervonden | hebben ondervonden | hebben ondervonden | hebben ondervonden | |||
verleden (v.v.t.) | had ondervonden | had ondervonden | had ondervonden | hadt ondervonden | had ondervonden | hadden ondervonden | hadden ondervonden | hadden ondervonden | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ondervonden hebben | zal/zult ondervonden hebben | zult/zal ondervonden hebben | zult ondervonden hebben | zal ondervonden hebben | zullen ondervonden hebben | zullen ondervonden hebben | zullen ondervonden hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ondervonden hebben | zou ondervonden hebben | zou/zoudt ondervonden hebben | zoudt ondervonden hebben | zou ondervonden hebben | zouden ondervonden hebben | zouden ondervonden hebben | zouden ondervonden hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm ondervonden worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt ondervonden | er is ondervonden | |||||||||
verleden | er werd ondervonden | er was ondervonden | |||||||||
toekomend | er zal ondervonden worden | er zal ondervonden zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou ondervonden worden | er zou ondervonden zijn | |||||||||
lijdende vorm ondervonden worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ondervonden worden | ondervonden te worden | ||||||||
toekomend | ondervonden zullen worden | ondervonden te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | ondervonden zijn | ondervonden te zijn | ||||||||
toekomend | ondervonden zullen zijn | ondervonden te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word ondervonden | wordt ondervonden | wordt ondervonden | wordt ondervonden | wordt ondervonden | worden ondervonden | worden ondervonden | worden ondervonden | |||
verleden (o.v.t.) | werd ondervonden | werd ondervonden | werd ondervonden | werdt ondervonden | werd ondervonden | werden ondervonden | werden ondervonden | werden ondervonden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ondervonden worden | zult ondervonden worden | zult ondervonden worden | zult ondervonden worden | zal ondervonden worden | zullen ondervonden worden | zullen ondervonden worden | zullen ondervonden worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ondervonden worden | zou ondervonden worden | zou/zoudt ondervonden worden | zoudt ondervonden worden | zou ondervonden worden | zouden ondervonden worden | zouden ondervonden worden | zouden ondervonden worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben ondervonden | bent ondervonden | bent/is ondervonden | zijt ondervonden | is ondervonden | zijn ondervonden | zijn ondervonden | zijn ondervonden | |||
verleden (v.v.t.) | was ondervonden | was ondervonden | was ondervonden | waart ondervonden | was ondervonden | waren ondervonden | waren ondervonden | waren ondervonden | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ondervonden zijn | zult ondervonden zijn | zult ondervonden zijn | zult ondervonden zijn | zal ondervonden zijn | zullen ondervonden zijn | zullen ondervonden zijn | zullen ondervonden zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ondervonden zijn | zou ondervonden zijn | zou/zoudt ondervonden zijn | zoudt ondervonden zijn | zou ondervonden zijn | zouden ondervonden zijn | zouden ondervonden zijn | zouden ondervonden zijn |