vervoeging van de bedrijvende vorm van ontkolen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ontkolen | te ontkolen | ||||||||
toekomend | zullen ontkolen | te zullen ontkolen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben ontkoold | te hebben ontkoold | ||||||||
toekomend | ontkoold zullen hebben | ontkoold te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
ontkolend | ontkoold | ev. ontkool |
mv. verouderd ontkoolt |
ontkole | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | ontkool | ontkoolt | ontkoolt | ontkoolt | ontkoolt | ontkolen | ontkolen | ontkolen | |||
verleden (o.v.t.) | ontkoolde | ontkoolde | ontkoolde | ontkoolde | ontkoolde | ontkoolden | ontkoolden | ontkoolden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ontkolen | zult/zal ontkolen | zult/zal ontkolen | zult ontkolen | zal ontkolen | zullen ontkolen | zullen ontkolen | zullen ontkolen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ontkolen | zou ontkolen | zou(dt) ontkolen | zoudt ontkolen | zou ontkolen | zouden ontkolen | zouden ontkolen | zouden ontkolen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb ontkoold | hebt ontkoold | hebt/heeft ontkoold | hebt ontkoold | heeft ontkoold | hebben ontkoold | hebben ontkoold | hebben ontkoold | |||
verleden (v.v.t.) | had ontkoold | had ontkoold | had ontkoold | hadt ontkoold | had ontkoold | hadden ontkoold | hadden ontkoold | hadden ontkoold | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ontkoold hebben | zal/zult ontkoold hebben | zult/zal ontkoold hebben | zult ontkoold hebben | zal ontkoold hebben | zullen ontkoold hebben | zullen ontkoold hebben | zullen ontkoold hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ontkoold hebben | zou ontkoold hebben | zou/zoudt ontkoold hebben | zoudt ontkoold hebben | zou ontkoold hebben | zouden ontkoold hebben | zouden ontkoold hebben | zouden ontkoold hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm ontkoold worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt ontkoold | er is ontkoold | |||||||||
verleden | er werd ontkoold | er was ontkoold | |||||||||
toekomend | er zal ontkoold worden | er zal ontkoold zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou ontkoold worden | er zou ontkoold zijn | |||||||||
lijdende vorm ontkoold worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ontkoold worden | ontkoold te worden | ||||||||
toekomend | ontkoold zullen worden | ontkoold te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | ontkoold zijn | ontkoold te zijn | ||||||||
toekomend | ontkoold zullen zijn | ontkoold te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word ontkoold | wordt ontkoold | wordt ontkoold | wordt ontkoold | wordt ontkoold | worden ontkoold | worden ontkoold | worden ontkoold | |||
verleden (o.v.t.) | werd ontkoold | werd ontkoold | werd ontkoold | werdt ontkoold | werd ontkoold | werden ontkoold | werden ontkoold | werden ontkoold | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ontkoold worden | zult ontkoold worden | zult ontkoold worden | zult ontkoold worden | zal ontkoold worden | zullen ontkoold worden | zullen ontkoold worden | zullen ontkoold worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ontkoold worden | zou ontkoold worden | zou/zoudt ontkoold worden | zoudt ontkoold worden | zou ontkoold worden | zouden ontkoold worden | zouden ontkoold worden | zouden ontkoold worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben ontkoold | bent ontkoold | bent/is ontkoold | zijt ontkoold | is ontkoold | zijn ontkoold | zijn ontkoold | zijn ontkoold | |||
verleden (v.v.t.) | was ontkoold | was ontkoold | was ontkoold | waart ontkoold | was ontkoold | waren ontkoold | waren ontkoold | waren ontkoold | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ontkoold zijn | zult ontkoold zijn | zult ontkoold zijn | zult ontkoold zijn | zal ontkoold zijn | zullen ontkoold zijn | zullen ontkoold zijn | zullen ontkoold zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ontkoold zijn | zou ontkoold zijn | zou/zoudt ontkoold zijn | zoudt ontkoold zijn | zou ontkoold zijn | zouden ontkoold zijn | zouden ontkoold zijn | zouden ontkoold zijn |