vervoeging van de bedrijvende vorm van ontsieren | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ontsieren | te ontsieren | ||||||
toekomend | zullen ontsieren | te zullen ontsieren | |||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben ontsierd | te hebben ontsierd | ||||||
toekomend | ontsierd zullen hebben | ontsierd te zullen hebben | |||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||
ontsierend | ontsierd | ev. ontsier |
mv. verouderd ontsiert |
ontsiere | |||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||
tegenwoordig (o.t.t.) | ontsier | ontsiert | ontsiert | ontsiert | ontsiert | ontsieren | ontsieren | ontsieren | |
verleden (o.v.t.) | ontsierde | ontsierde | ontsierde | ontsierde | ontsierde | ontsierden | ontsierden | ontsierden | |
toekomend (o.t.t.t.) | zal ontsieren | zult/zal ontsieren | zult/zal ontsieren | zult ontsieren | zal ontsieren | zullen ontsieren | zullen ontsieren | zullen ontsieren | |
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ontsieren | zou ontsieren | zou(dt) ontsieren | zoudt ontsieren | zou ontsieren | zouden ontsieren | zouden ontsieren | zouden ontsieren | |
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb ontsierd | hebt ontsierd | hebt/heeft ontsierd | hebt ontsierd | heeft ontsierd | hebben ontsierd | hebben ontsierd | hebben ontsierd | |
verleden (v.v.t.) | had ontsierd | had ontsierd | had ontsierd | hadt ontsierd | had ontsierd | hadden ontsierd | hadden ontsierd | hadden ontsierd | |
toekomend (v.t.t.t.) | zal ontsierd hebben | zal/zult ontsierd hebben | zult/zal ontsierd hebben | zult ontsierd hebben | zal ontsierd hebben | zullen ontsierd hebben | zullen ontsierd hebben | zullen ontsierd hebben | |
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ontsierd hebben | zou ontsierd hebben | zou/zoudt ontsierd hebben | zoudt ontsierd hebben | zou ontsierd hebben | zouden ontsierd hebben | zouden ontsierd hebben | zouden ontsierd hebben | |
onpersoonlijke lijdende vorm ontsierd worden | |||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||
tegenwoordig | er wordt ontsierd | er is ontsierd | |||||||
verleden | er werd ontsierd | er was ontsierd | |||||||
toekomend | er zal ontsierd worden | er zal ontsierd zijn | |||||||
voorwaardelijk | er zou ontsierd worden | er zou ontsierd zijn |