vervoeging van de bedrijvende vorm van openhakken | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | openhakken | open te hakken | ||||||||
toekomend | zullen openhakken open zullen hakken |
te zullen openhakken open te zullen hakken | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben opengehakt | te hebben opengehakt | ||||||||
toekomend | opengehakt zullen hebben | opengehakt te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
openhakkend | opengehakt | ev. hak open |
mv. verouderd hakt open |
hakke open (bijzin) openhakke | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | hak open | hakt open | hakt open | hakt open | hakt open | hakken open | hakken open | hakken open | |||
verleden (o.v.t.) | hakte open | hakte open | hakte open | hakte open | hakte open | hakten open | hakten open | hakten open | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal openhakken | zult/zal openhakken | zult/zal openhakken | zult openhakken | zal openhakken | zullen openhakken | zullen openhakken | zullen openhakken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou openhakken | zou openhakken | zou(dt) openhakken | zoudt openhakken | zou openhakken | zouden openhakken | zouden openhakken | zouden openhakken | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | openhak | openhakt | openhakt | openhakt | openhakt | openhakken | openhakken | openhakken | |||
verleden (o.v.t.) | openhakte | openhakte | openhakte | openhakte | openhakte | openhakten | openhakten | openhakten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal openhakken open zal hakken |
zult/zal openhakken open zult/zal hakken |
zult/zal openhakken open zult/zal hakken |
zult openhakken open zult hakken |
zal openhakken open zal hakken |
zullen openhakken open zullen hakken |
zullen openhakken open zullen hakken |
zullen openhakken open zullen hakken | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou openhakken open zou hakken |
zou openhakken open zou hakken |
zou(dt) openhakken open zou(dt) hakken |
zoudt openhakken open zoudt hakken |
zou openhakken open zou hakken |
zouden openhakken open zouden hakken |
zouden openhakken open zouden hakken |
zouden openhakken open zouden hakken | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb opengehakt | hebt opengehakt | hebt/heeft opengehakt | hebt opengehakt | heeft opengehakt | hebben opengehakt | hebben opengehakt | hebben opengehakt | |||
verleden (v.v.t.) | had opengehakt | had opengehakt | had opengehakt | hadt opengehakt | had opengehakt | hadden opengehakt | hadden opengehakt | hadden opengehakt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal opengehakt hebben | zal/zult opengehakt hebben | zult/zal opengehakt hebben | zult opengehakt hebben | zal opengehakt hebben | zullen opengehakt hebben | zullen opengehakt hebben | zullen opengehakt hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou opengehakt hebben | zou opengehakt hebben | zou/zoudt opengehakt hebben | zoudt opengehakt hebben | zou opengehakt hebben | zouden opengehakt hebben | zouden opengehakt hebben | zouden opengehakt hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm opengehakt worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt opengehakt | er is opengehakt | |||||||||
verleden | er werd opengehakt | er was opengehakt | |||||||||
toekomend | er zal opengehakt worden | er zal opengehakt zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou opengehakt worden | er zou opengehakt zijn | |||||||||
lijdende vorm opengehakt worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | opengehakt worden | opengehakt te worden | ||||||||
toekomend | opengehakt zullen worden | opengehakt te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | opengehakt zijn | opengehakt te zijn | ||||||||
toekomend | opengehakt zullen zijn | opengehakt te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | — | — | — | — | wordt opengehakt | — | — | worden opengehakt | |||
verleden (o.v.t.) | — | — | — | — | werd opengehakt | — | — | werden opengehakt | |||
toekomend (o.t.t.t.) | — | — | — | — | zal opengehakt worden | — | — | zullen opengehakt worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | — | — | — | — | zou opengehakt worden | — | — | zouden opengehakt worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | — | — | — | — | is opengehakt | — | — | zijn opengehakt | |||
verleden (v.v.t.) | — | — | — | — | was opengehakt | — | — | waren opengehakt | |||
toekomend (v.t.t.t.) | — | — | — | — | zal opengehakt zijn | — | — | zullen opengehakt zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | — | — | — | — | zou opengehakt zijn | — | — | zouden opengehakt zijn |