vervoeging van de bedrijvende vorm van opstarten | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | opstarten | op te starten | ||||||||
toekomend | zullen opstarten op zullen starten |
te zullen opstarten op te zullen starten | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben opgestart | te hebben opgestart | ||||||||
toekomend | opgestart zullen hebben | opgestart te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
opstartend | opgestart | ev. start op |
mv. verouderd start op |
starte op (bijzin) opstarte | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | start op | start op | start op | start op | start op | starten op | starten op | starten op | |||
verleden (o.v.t.) | startte op | startte op | startte op | startte op | startte op | startten op | startten op | startten op | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal opstarten | zult/zal opstarten | zult/zal opstarten | zult opstarten | zal opstarten | zullen opstarten | zullen opstarten | zullen opstarten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou opstarten | zou opstarten | zou(dt) opstarten | zoudt opstarten | zou opstarten | zouden opstarten | zouden opstarten | zouden opstarten | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | opstart | opstart | opstart | opstart | opstart | opstarten | opstarten | opstarten | |||
verleden (o.v.t.) | opstartte | opstartte | opstartte | opstartte | opstartte | opstartten | opstartten | opstartten | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal opstarten op zal starten |
zult/zal opstarten op zult/zal starten |
zult/zal opstarten op zult/zal starten |
zult opstarten op zult starten |
zal opstarten op zal starten |
zullen opstarten op zullen starten |
zullen opstarten op zullen starten |
zullen opstarten op zullen starten | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou opstarten op zou starten |
zou opstarten op zou starten |
zou(dt) opstarten op zou(dt) starten |
zoudt opstarten op zoudt starten |
zou opstarten op zou starten |
zouden opstarten op zouden starten |
zouden opstarten op zouden starten |
zouden opstarten op zouden starten | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb opgestart | hebt opgestart | hebt/heeft opgestart | hebt opgestart | heeft opgestart | hebben opgestart | hebben opgestart | hebben opgestart | |||
verleden (v.v.t.) | had opgestart | had opgestart | had opgestart | hadt opgestart | had opgestart | hadden opgestart | hadden opgestart | hadden opgestart | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal opgestart hebben | zal/zult opgestart hebben | zult/zal opgestart hebben | zult opgestart hebben | zal opgestart hebben | zullen opgestart hebben | zullen opgestart hebben | zullen opgestart hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou opgestart hebben | zou opgestart hebben | zou/zoudt opgestart hebben | zoudt opgestart hebben | zou opgestart hebben | zouden opgestart hebben | zouden opgestart hebben | zouden opgestart hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm opgestart worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt opgestart | er is opgestart | |||||||||
verleden | er werd opgestart | er was opgestart | |||||||||
toekomend | er zal opgestart worden | er zal opgestart zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou opgestart worden | er zou opgestart zijn | |||||||||
lijdende vorm opgestart worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | opgestart worden | opgestart te worden | ||||||||
toekomend | opgestart zullen worden | opgestart te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | opgestart zijn | opgestart te zijn | ||||||||
toekomend | opgestart zullen zijn | opgestart te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word opgestart | wordt opgestart | wordt opgestart | wordt opgestart | wordt opgestart | worden opgestart | worden opgestart | worden opgestart | |||
verleden (o.v.t.) | werd opgestart | werd opgestart | werd opgestart | werdt opgestart | werd opgestart | werden opgestart | werden opgestart | werden opgestart | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal opgestart worden | zult opgestart worden | zult opgestart worden | zult opgestart worden | zal opgestart worden | zullen opgestart worden | zullen opgestart worden | zullen opgestart worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou opgestart worden | zou opgestart worden | zou/zoudt opgestart worden | zoudt opgestart worden | zou opgestart worden | zouden opgestart worden | zouden opgestart worden | zouden opgestart worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben opgestart | bent opgestart | bent/is opgestart | zijt opgestart | is opgestart | zijn opgestart | zijn opgestart | zijn opgestart | |||
verleden (v.v.t.) | was opgestart | was opgestart | was opgestart | waart opgestart | was opgestart | waren opgestart | waren opgestart | waren opgestart | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal opgestart zijn | zult opgestart zijn | zult opgestart zijn | zult opgestart zijn | zal opgestart zijn | zullen opgestart zijn | zullen opgestart zijn | zullen opgestart zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou opgestart zijn | zou opgestart zijn | zou/zoudt opgestart zijn | zoudt opgestart zijn | zou opgestart zijn | zouden opgestart zijn | zouden opgestart zijn | zouden opgestart zijn |